Het oranje gevoel en het afscheid van Michael B.
Het wereldkampioenschap voetbal is aan de gang. Een mooie aanleiding om deze bijdrage weer eens voor het voetlicht te brengen.
Dit verhaal verscheen in 1994 als feuilleton in De Mug, het maandblad voor uitkeringsgerechtigden in Amsterdam. Na de eerste drie delen volgt (onderaan) het laatste deel met de titel ‘Het oranje gevoel’.
1.
Dit verhaal draait voornamelijk om de persoon Michael Blauw. Om een beeld van hem te krijgen, ga ik terug naar het jaar 1983, het jaar waarin hij 25 jaar oud was. Hij woonde in die tijd bij de zus van zijn moeder, tante Lizzy, in een monumentaal pand in Amsterdam-Zuid. Samen met zijn broer Boris volgde hij de studie Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Michael hoefde, net als zijn broer, niet te werken om aan geld te komen. Door de erfenis die vader en moeder Blauw nalieten, hoefden zij zich nooit druk te maken over geldgebrek. Het motief om de studie Nederlands te volgen was voornamelijk gebaseerd op het feit dat veel vrienden van de middelbare school ook Nederlands gingen studeren. Het motief van veel van die vrienden was dat ze gewoon niet wisten wat ze wilden studeren.
Een van die vrienden was ik. Net als Michael en Boris wist ik niet wat te doen, laat staan wat te worden. Een belangrijk verschil met de twee broers was, dat ik met het schoonmaken van laboratoria de huur van mijn kamertje moest betalen en zij zonder huurkosten in het luxueuze huis van tante Lizzy woonden.
Michael en ik leefden als jongens die wisten dat ze de gave bezaten een indrukwekkend kunstwerk te maken en dat gaf ons veel kracht en zelfvertrouwen, ook al was het kunstwerk nog niet geschapen. Enthousiast doorliepen Michael, Boris en ik het eerste studiejaar. De universiteit beloonde ons met een propedeutisch getuigschrift. Dat was voor mij geen reden om de studie voort te zetten en ik besloot me op andere zaken in het leven te richten. Ik was het studeren zat. Waar ik me op wilde richten, dat had ik nog niet helemaal helder voor de geest. Vanwege de financiën bleef ik als schoonmaker in een laboratorium actief, maar na het werk dwaalde ik door bibliotheken, bezocht tal van musea en trachtte al die indrukken zo ongeschonden mogelijk in taal op papier te zetten.
Michael wist wel dat ik me met het schrijven bezighield. Het stond voor hem vast dat, als ik me na een jaar studeren op het schrijven kon richten, hij dezelfde weg zou kunnen bewandelen. En zo stond hij op een vrijdagmiddag in september onverwacht voor mijn deur. Ik zie hem nog de trap opkomen in z’n bruine ribbroek en geruite tweedjasje. Het viel me nog mee dat hij geen grijs haar had en een pijp rookte.
‘Michael, jongen. Hoe gaat het?’
‘Alex’, klonk zijn norse stem. Hij stak me halverwege de laatste trap reeds zijn hand toe.
‘Dat je het hier nog steeds uithoudt,’ sprak hij en keek onderzoekend mijn kamer rond.
‘Nee!,’ riep ik nog, maar hij had zich al met z’n hele gewicht, zo’n 100 kilo, op mijn antieke stoel laten ploffen. Als een boterham die uit een broodrooster springt, zo schoot het kussen van de gammele stoel omhoog. Een kop koffie viel op de grond en ook een asbak moest het ontgelden.
‘Geeft niet,’ zei ik, alsof het dagelijks gebeurde, ‘dat overkomt mij ook wel eens.’ Michael hoorde amper wat ik zei, zo druk was hij bezig met de as van zijn pak af te slaan. Hij trok er nog net geen vies gezicht bij.
‘Ik kom met een plan,’ zei hij na de schade weer hersteld te hebben. ‘Wacht even’, zei ik en nam plaats op een groot kussen (het nadeel van deze kamer was dat ik mijn bezoek altijd mijn enige stoel moest aanbieden en dat ik dan vanaf het kussen naar de gast op moest kijken. Ik vertel dit even tussen aanhalingstekens, zodat het de rest van het verhaal niet stoort).
‘Ik ben gestopt met de studie. Het lijkt me niet zinvol het studieprogramma in z’n geheel af te maken als ik nu al weet, dat ik andere ambities heb.’
Verbaasd keek ik hem aan. Ik hoopte maar dat hij niet zou zeggen dat hij zich met kunst ging bezighouden, want ik had hem nog nooit iets zinnigs over kunst horen zeggen.
‘Ik ga me met kunst bezighouden.’
De bel ging. Godzijdank.
‘Dat zal Els zijn.’
Ik hoopte althans dat het Els zou zijn, want ik voelde dat Michael mij om een gunst ging vragen die met zijn plan te maken had. En van dat plan wilde ik niets weten.
2.
In café Ronduit Vierkant, een zogeheten Mokums café met een jukebox vol schlagers en Hollandse hits, leerde ik Els kennen. Het was op een avond dat Michael en ik al aardig wat gedronken hadden dat we op weg naar huis langs café Ronduit Vierkant liepen. Het was tevens de laatste avond dat wij samen op stap gingen, maar dat wisten we toen nog niet.
‘Hé, zullen we even kijken wat ’t is?,’ stelde Michael voor. Zonder aarzelen stapte ik het café binnen. De lachende Michael liep achter me aan. Achter de ingangsdeur hing een zwaar gordijn, waardoor het leek alsof ik als een acteur een redelijk gevuld theater binnenliep (dat was de drank!). Vóór mij zag ik een vrouw met prettig verbaasde ogen. Mijn hemel, ze keek dwars door me heen. Zij was mijn tegenspeelster, een godin met halflang, zwart golvend haar. En dan die donkere, magische ogen. Met haar zou ik wel meer dan alleen seks willen hebben. Of, met die vrouw zou ik wel meer dan alleen willen praten. Ik was betoverd.
‘Zeg het maar.’
‘Uh,…twee biertjes, alsjeblieft.’
Als twee verdwaalde toeristen bekeken Michael en ik onze nieuwe omgeving. Voor mij aan de bar zag ik op een van de krukken een oude, grijze man zitten. Hij had z’n gleufhoed nog op. Achter zijn gekromde rug stonden drie tafeltjes met oranje schemerlampjes, een blauwe Gauloise asbak en een rijtje bierviltjes. Eén tafel was bezet met vier kaart spelende bezoekers.
‘Weinig te beleven hier. Alleen een aardige meid achter de bar, niet?’
Opeens ergerde ik me aan Michael. Waarschijnlijk kwam het door de betoverende vrouw achter de bar, die ik nog niet kende maar nu wel al in bescherming nam tegen types als Michael.
‘Ach, het is tenminste een café zonder pretenties.’
Michael reageerde niet. Hij stond wat gapend om zich heen te kijken.
‘Ik heb het hier eigenlijk wel weer gezien, Alex. Zullen we gaan. Ik heb thuis nog genoeg drank en andere genotwaren. Hier zijn toch geen wijven en thuis kan ik er zo vier bestellen, begrijp je?’
Hij stootte me met zijn elleboog aan, waardoor hij zelf bijna omviel. Om deze avond niet te laten eindigen in een ochtend van perversiteit en banale dronkenschap in het huis van tante Lizzy vertelde ik Michael resoluut dat ik nog even wilde blijven. Zijn poging mij een vriendschappelijke klap op m’n schouders te geven mislukte, omdat hij er faliekant naast sloeg. Balancerend als een amateuristische koorddanser verliet hij het café.
Door het schouwspel dat Michael bij zijn vertrek opvoerde, zag ik dat niet alleen mijn lieve barjuffrouw de aandacht op mij vestigde, ook de oude man aan de bar keek mij aan, net als de vier kaartspelers. Om mijzelf als regisseur van dit schouwspel te verontschuldigen, liet ik alle aanwezigen een drankje op mijn kosten bestellen. Begripsvol wijdden de kaarters zich weer aan hun spel en interesseerde de oudere man zich weer voor zijn glaasje jenever. Ondertussen werkte de barjuffrouw de hele bestelling af. Met een gerust hart nam ik plaats aan de bar.
‘Die vriend van je was behoorlijk dronken als je het mij vraagt,’ zei ze. Maar ik heb het je niet gevraagd, wilde ik zeggen. Gelukkig slikte ik dit flauwe antwoord op tijd in.
‘Ach, dat overkomt iedereen wel eens.’
Zo, ik had gesproken. Niet echt een basis voor een interessant gesprek, maar ja, het was beter dan stilzwijgend te blijven zitten.
‘Zeg, heb jij de naam van dit café zelf bedacht?’
‘Ja, zelf verzonnen. Tenminste, met een vriendin samen.’
Ze stak een sigaret op. Mijn ogen en oren waren een en al aandacht.
‘Ik heb dit café met een vriendin overgenomen. Ik heet trouwens Els.’
‘Alex.’
‘Nou, Margot en ik hebben hiervoor ook een café gehad in de Pijpenlastraat, maar door problemen met de huisbaas moesten we daar weg.’
‘De Pijpenlastraat? Hoe heette dat café?,’ vroeg ik alsof ik een vermoeden had over welk café ze sprak. Maar ik had nog nooit van de Pijpenlastraat gehoord.
‘Café de Kubus. Helemaal aan het begin van de Pijpenlastraat, vlakbij het Sigarenkokersplein. Net zo’n soort kroeg als deze, maar de ligging was gunstiger dan hier. Kom jij uit deze buurt?’
‘Nee, uit de Kompaswijk. Die jongen waar ik mee binnenkwam, woont hier even verderop. We doen dezelfde studie.’
‘Oh, nou, ik zal het je eerlijk zeggen. Ik heb hem wel eens in de buurt zien rondlopen, maar wat een leernicht is dat.’
‘Leernicht?’
‘Ja, leernicht, ook zelf verzonnen. Zo’n student die je met een vluchtige blik bespiedt en waarschijnlijk een nicht is. Hij ziet een meisje als een seksbom, maar hij is bang voor de explosie.’
De kaarters bestelden nog wat, zodat ik de tijd had om mijn oordeel over Michael Blauw voor te bereiden. Die Els had verdomd goed in de gaten dat Michael niet helemaal oké was. Maar om hem nu helemaal tot op het bot af te kraken, dat was iets te gemakkelijk. Door mijn zwijgen leek het er op alsof het gesprek stokte.
‘Werk je hier alle avonden of alleen op woensdag?,’ probeerde ik weer.
‘Nee, Margot en ik werken allebei drie dagen, tenminste, achter de bar. Maar er moet ook ingekocht worden, de administratie moet gedaan en ga zo maar door. Best druk. En op vrijdag zijn we dicht, dat hebben we zo besloten.’
Met een triomfantelijke blik in haar ogen sprak ze over die beslissing, die ze beslist ook zelf had genomen,. Ze was er zichtbaar trots op.
‘Heb je nog een biertje, Els?’
3.
Godzijdank, het was Els. Michael was duidelijk verrast door het bezoek van een vrouw aan mijn kamer.
‘Het is Els, weet je nog, van café Ronduit Vierkant.’
Michael wist niets meer over mijn ontmoeting met Els. Hij wist niet dat ik die avond in september, na een nacht vol hartstocht en hoogtepunten, bij haar was blijven slapen. En nog vele malen daarna ook.
Els en ik vlogen elkaar in de armen.
‘Hoi,’ zei Michael ongemakkelijk. Zijn enthousiasme was plotsklaps omgeslagen in een wat sombere stemming. Els groette hem terug en keek mij met een veel betekende blik aan.
‘Hij hier?,’ leek ze te willen zeggen. Michael moest weg, dat was duidelijk.
‘Half vier! Zouden we niet om half vier bij jouw moeder zijn?,’ zei ik tegen Els, die me verwonderd aankeek. Gelukkig snapte ze vrij snel de bedoeling van mijn vraag.
‘Ja, half vier. Ze is trouwens heel benieuwd naar je.’
‘Nou,’ zei Michael terwijl hij opstond, ‘ik kom nog wel een keertje langs om je mijn plan te ontvouwen.’ Hij groette ons en trok zonder verder commentaar de deur van de kamer dicht. We hoorden hem de trap aflopen. Els zuchtte. Ze trok me naar het bed.
‘Wat een zielige lul. Wat moet je met zo’n… idioot.’
Els sprak de waarheid. Michael behoorde tot mijn verleden en paste niet meer in mijn leven.
‘Hij stond hier opeens op de stoep en ik heb hem maar binnengelaten. Hij had al gezien dat ik thuis was. Als…’
Els drukte haar mond op de mijne en ik duwde haar op bed. Beneden trok Michael de voordeur achter zich dicht.
Dit zijn de eerste delen van dit verhaal, het vierde en laatste deel “Het oranjegevoel” volgt in de MUG van september.