Tag Archives: oranjegevoel

Het oranje gevoel en het afscheid van Michael B.

Het wereldkampioenschap voetbal is aan de gang. Een mooie aanleiding om deze bijdrage weer eens voor het voetlicht te brengen.

Dit verhaal verscheen in 1994 als feuilleton in De Mug, het maandblad voor uitkeringsgerechtigden in Amsterdam. Na de eerste drie delen volgt (onderaan) het laatste deel  met de titel ‘Het oranje gevoel’.

mug11.
Dit verhaal draait voornamelijk om de persoon Michael Blauw. Om een beeld van hem te krijgen, ga ik terug naar het jaar 1983, het jaar waarin hij 25 jaar oud was. Hij woonde in die tijd bij de zus van zijn moeder, tante Lizzy, in een monumentaal pand in Amsterdam-Zuid. Samen met zijn broer Boris volgde hij de studie Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Michael hoefde, net als zijn broer, niet te werken om aan geld te komen. Door de erfenis die vader en moeder Blauw nalieten, hoefden zij zich nooit druk te maken over geldgebrek. Het motief om de studie Nederlands te volgen was voornamelijk gebaseerd op het feit dat veel vrienden van de middelbare school ook Nederlands gingen studeren. Het motief van veel van die vrienden was dat ze gewoon niet wisten wat ze wilden studeren.
Een van die vrienden was ik. Net als Michael en Boris wist ik niet wat te doen, laat staan wat te worden. Een belangrijk verschil met de twee broers was, dat ik met het schoonmaken van laboratoria de huur van mijn kamertje moest betalen en zij zonder huurkosten in het luxueuze huis van tante Lizzy woonden.
Michael en ik  leefden als jongens die wisten dat ze de gave bezaten een indrukwekkend kunstwerk te maken en dat gaf ons veel kracht en zelfvertrouwen, ook al was het kunstwerk nog niet geschapen.  Enthousiast doorliepen Michael, Boris en ik het eerste studiejaar. De universiteit beloonde ons met een propedeutisch getuigschrift. Dat was voor mij geen reden om de studie voort te zetten en ik besloot me op andere zaken in het leven te richten. Ik was het studeren zat. Waar ik me op wilde richten, dat had ik nog niet helemaal helder voor de geest. Vanwege de financiën bleef ik als schoonmaker in een laboratorium actief, maar na het werk dwaalde ik door bibliotheken, bezocht tal van musea en trachtte al die indrukken zo ongeschonden mogelijk in taal op papier te zetten.
Michael wist wel dat ik me met het schrijven bezighield. Het stond voor hem vast dat, als ik me na een jaar studeren op het schrijven kon richten, hij dezelfde weg zou kunnen bewandelen. En zo stond hij op een vrijdagmiddag in september onverwacht voor mijn deur. Ik zie hem nog de trap opkomen in z’n bruine ribbroek en geruite tweedjasje. Het viel me nog mee dat hij geen grijs haar had en een pijp rookte.

‘Michael, jongen. Hoe gaat het?’
‘Alex’, klonk zijn norse stem. Hij stak me halverwege de laatste trap reeds zijn hand toe.
‘Dat je het hier nog steeds uithoudt,’ sprak hij en keek onderzoekend  mijn kamer rond.
‘Nee!,’  riep ik nog, maar hij had zich al met z’n hele gewicht, zo’n 100 kilo, op mijn antieke stoel laten ploffen. Als een boterham die uit een broodrooster springt, zo schoot het kussen van de gammele stoel omhoog. Een kop koffie viel op de grond en ook een asbak moest het ontgelden.
‘Geeft niet,’ zei ik, alsof het dagelijks gebeurde, ‘dat overkomt mij ook wel eens.’ Michael hoorde amper wat ik zei, zo druk was hij bezig met de as van zijn pak af te slaan. Hij trok er nog net geen vies gezicht bij.
‘Ik kom met een plan,’ zei hij na de schade weer hersteld te hebben. ‘Wacht even’, zei ik en nam plaats op een groot kussen (het nadeel van deze kamer was dat ik mijn bezoek altijd mijn enige stoel moest aanbieden en dat ik dan vanaf het kussen naar de gast op moest kijken. Ik vertel dit even tussen aanhalingstekens, zodat het de rest van het verhaal niet stoort).
‘Ik ben gestopt met de studie. Het lijkt me niet zinvol het studieprogramma in z’n geheel af te maken als ik nu al weet, dat ik andere ambities heb.’
Verbaasd keek ik hem aan. Ik hoopte maar dat hij niet zou zeggen dat hij zich met kunst ging bezighouden, want ik had hem nog nooit iets zinnigs over kunst horen zeggen.
‘Ik ga me met kunst bezighouden.’
De bel ging. Godzijdank.
‘Dat zal Els zijn.’
Ik hoopte althans dat het Els zou zijn, want ik voelde dat Michael mij om een gunst ging vragen die met zijn plan te maken had. En van dat plan wilde ik niets weten.

2.
In café Ronduit Vierkant, een zogeheten Mokums café met een jukebox vol schlagers en Hollandse hits, leerde ik Els kennen. Het was op een avond dat Michael en ik al aardig wat gedronken hadden dat we op weg naar huis langs café Ronduit Vierkant liepen. Het was tevens de laatste avond dat wij samen op stap gingen, maar dat wisten we toen nog niet.
‘Hé, zullen we even kijken wat ’t is?,’ stelde Michael voor. Zonder aarzelen stapte ik het café binnen. De lachende Michael liep achter me aan. Achter de ingangsdeur hing een zwaar gordijn, waardoor het leek alsof ik als een acteur een redelijk gevuld theater binnenliep (dat was de drank!). Vóór mij zag ik een vrouw met prettig verbaasde ogen. Mijn hemel, ze keek dwars door me heen. Zij was mijn tegenspeelster, een godin met halflang, zwart golvend haar. En dan die donkere, magische ogen. Met haar zou ik wel meer dan alleen seks willen hebben. Of, met die vrouw zou ik wel meer dan alleen willen praten. Ik was betoverd.
‘Zeg het maar.’
‘Uh,…twee biertjes, alsjeblieft.’
Als twee verdwaalde toeristen bekeken Michael en ik onze nieuwe omgeving. Voor mij aan de bar zag ik op een van de krukken een oude, grijze man zitten. Hij had z’n gleufhoed nog op. Achter zijn gekromde rug stonden drie tafeltjes met oranje schemerlampjes, een blauwe Gauloise asbak en een rijtje bierviltjes. Eén tafel was bezet met vier kaart spelende bezoekers.
‘Weinig te beleven hier. Alleen een aardige meid achter de bar, niet?’
Opeens ergerde ik me aan Michael. Waarschijnlijk kwam het door de betoverende vrouw achter de bar, die ik nog niet kende maar nu wel al in bescherming nam tegen types als Michael.
‘Ach, het is tenminste een café zonder pretenties.’
Michael reageerde niet. Hij stond wat gapend om zich heen te kijken.
‘Ik heb het hier eigenlijk wel weer gezien, Alex. Zullen we gaan. Ik heb thuis nog genoeg drank en andere genotwaren. Hier zijn toch geen wijven en thuis kan ik er zo vier bestellen, begrijp je?’
Hij stootte me met zijn elleboog aan, waardoor hij zelf bijna omviel. Om deze avond niet te laten eindigen in een ochtend van perversiteit en banale dronkenschap in het huis van tante Lizzy vertelde ik Michael resoluut dat ik nog even wilde blijven. Zijn poging mij een vriendschappelijke klap op m’n schouders te geven mislukte, omdat hij er faliekant naast sloeg. Balancerend als een amateuristische koorddanser verliet hij het café.
Door het schouwspel dat Michael bij zijn vertrek opvoerde, zag ik dat niet alleen mijn lieve barjuffrouw de aandacht op mij vestigde, ook de oude man aan de bar keek mij aan, net als de vier kaartspelers. Om mijzelf als regisseur van dit schouwspel te verontschuldigen, liet ik alle aanwezigen een drankje op mijn kosten bestellen. Begripsvol wijdden de kaarters zich weer aan hun spel en interesseerde de oudere man zich weer voor zijn glaasje jenever. Ondertussen werkte de barjuffrouw de hele bestelling af. Met een gerust hart nam ik plaats aan de bar.
‘Die vriend van je was behoorlijk dronken als je het mij vraagt,’ zei ze. Maar ik heb het je niet gevraagd, wilde ik zeggen. Gelukkig slikte ik dit flauwe antwoord op tijd in.
‘Ach, dat overkomt iedereen wel eens.’
Zo, ik had gesproken. Niet echt een basis voor een interessant gesprek, maar ja, het was beter dan stilzwijgend te blijven zitten.
‘Zeg, heb jij de naam van dit café zelf bedacht?’
‘Ja, zelf verzonnen. Tenminste, met een vriendin samen.’
Ze stak een sigaret op. Mijn ogen en oren waren een en al aandacht.
‘Ik heb dit café met een vriendin overgenomen. Ik heet trouwens Els.’
‘Alex.’
‘Nou, Margot en ik hebben hiervoor ook een café gehad in de Pijpenlastraat, maar door problemen met de huisbaas moesten we daar weg.’
‘De Pijpenlastraat? Hoe heette dat café?,’ vroeg ik alsof ik een vermoeden had over welk café ze sprak. Maar ik had nog nooit van de Pijpenlastraat gehoord.
‘Café de Kubus. Helemaal aan het begin van de Pijpenlastraat, vlakbij het Sigarenkokersplein. Net zo’n soort kroeg als deze, maar de ligging was gunstiger dan hier. Kom jij uit deze buurt?’
‘Nee, uit de Kompaswijk. Die jongen waar ik mee binnenkwam, woont hier even verderop. We doen dezelfde studie.’
‘Oh, nou, ik zal het je eerlijk zeggen. Ik heb hem wel eens in de buurt zien rondlopen, maar wat een leernicht is dat.’
‘Leernicht?’
‘Ja, leernicht, ook zelf verzonnen. Zo’n student die je met een vluchtige blik bespiedt en waarschijnlijk een nicht is. Hij ziet een meisje als een seksbom, maar hij is bang voor de explosie.’
De kaarters bestelden nog wat, zodat ik de tijd had om mijn oordeel over Michael Blauw voor te bereiden. Die Els had verdomd goed in de gaten dat Michael niet helemaal oké was. Maar om hem nu helemaal tot op het bot af te kraken, dat was iets te gemakkelijk. Door mijn zwijgen leek het er op alsof het gesprek stokte.
‘Werk je hier alle avonden of alleen op woensdag?,’ probeerde ik weer.
‘Nee, Margot en ik werken allebei drie dagen, tenminste, achter de bar. Maar er moet ook ingekocht worden, de administratie moet gedaan en ga zo maar door. Best druk. En op vrijdag zijn we dicht, dat hebben we zo besloten.’
Met een triomfantelijke blik in haar ogen sprak ze over die beslissing, die ze beslist ook zelf had genomen,. Ze was er zichtbaar trots op.
‘Heb je nog een biertje, Els?’
3.
Godzijdank, het was Els. Michael was duidelijk verrast door het bezoek van een vrouw aan mijn kamer.
‘Het is Els, weet je nog, van café Ronduit Vierkant.’
Michael wist niets meer over mijn ontmoeting met Els. Hij wist niet dat ik die avond in september, na een nacht vol hartstocht en hoogtepunten, bij haar was blijven slapen. En nog vele malen daarna ook.
Els en ik vlogen elkaar in de armen.
‘Hoi,’ zei Michael ongemakkelijk. Zijn enthousiasme was plotsklaps omgeslagen in een wat sombere stemming. Els groette hem terug en keek mij met een veel betekende blik aan.
‘Hij hier?,’ leek ze te willen zeggen. Michael moest weg, dat was duidelijk.
‘Half vier! Zouden we niet om half vier bij jouw moeder zijn?,’ zei ik tegen Els, die me verwonderd aankeek. Gelukkig snapte ze vrij snel de bedoeling van mijn vraag.
‘Ja, half vier. Ze is trouwens heel benieuwd naar je.’
‘Nou,’ zei Michael terwijl hij opstond, ‘ik kom nog wel een keertje langs om je mijn plan te ontvouwen.’ Hij groette ons en trok zonder verder commentaar de deur van de kamer dicht. We hoorden hem de trap aflopen. Els zuchtte. Ze trok me naar het bed.
‘Wat een zielige lul. Wat moet je met zo’n… idioot.’
Els sprak de waarheid. Michael behoorde tot mijn verleden en paste niet meer in mijn leven.
‘Hij stond hier opeens op de stoep en ik heb hem maar binnengelaten. Hij had al gezien dat ik thuis was. Als…’
Els drukte haar mond op de mijne en ik duwde haar op bed. Beneden trok Michael de voordeur achter zich dicht.

mug2Dit zijn de eerste delen van dit verhaal, het vierde en laatste deel “Het oranjegevoel” volgt in de MUG van september.

Het oranjegevoel

Dit is het slot van het verhaal “Afscheid van Michael B”, dat in het zomernummer deze pagina sierde. De ik-persoon beschrijft daarin hoe zijn vriendschap met de gefortuneerde Michael teloor gaat. Terwijl de ik-figuur moet sappelen, leeft Michael in grote weelde. Als hij Els ontmoet, een jonge caféhoudster met wie hij een verhouding krijgt, ziet hij in dat Michael niet meer in zijn leven past. In “Het Oranje Gevoel” ontmoeten de ik-figuur en Michael elkaar voor het laatst.

Het beeld van Michael Blauw is misschien nog niet helemaal duidelijk.  Om dat te verhelpen spring ik over naar het recente verleden. Laatst kregen we onverwacht een bericht van Michael Blauw. Verbaasd las ik zijn naam op de enveloppe. Ruim vier jaar alweer woonden Els en ik nu samen op onze zolderetage. Om van Michael af te komen, hadden we hem geen adreswijziging gestuurd. Tot nu toe was die opzet geslaagd. Mijn verbazing steeg toen ik de inhoud las:

“Ha, die Alex en Els. Uiteindelijk toch jullie adres kunnen achterhalen. Op 19 mei vindt ten huize van mijzelf een buitengewone opening plaats van mijn eerste echte expositie. Die opening gaat gepaard met een uitgebreid diner en aansluitend een bruisend feest.
Op deze avond vindt ook de finale van het EK voetbal Nederland – Rusland, plaats. Voor de voetballiefhebbers is het zeker de moeite waard om te komen. Je kunt de finale hier prima volgen. Ik hoop jullie op 19 mei te zien.
Met vriendelijke groeten, Michael Blauw
P.S. Oranje kleding gewenst.”

De uitnodiging zag er zeer verzorgd uit en het lijstje met genodigden was indrukwekkend. Met open mond las ik de namen van de schrijvers, filmers, politici en bekende directeuren van grote bedrijven. Michael presenteerde zich als een groot kunstenaar. Els reageerde nogal koeltjes op de brief.
‘Geld is macht.’
Ik beaamde dit. Het kon niet anders of Michael gebruikte zijn geërfde vermogen voor het promoten van zijn kunst.
En zo, toch wel nieuwsgierig naar de kunsten van Michael, vertrokken we naar landhuis Oranjevreugd, gelegen in de duinen nabij het statige Den Haag. Vanaf het Centraal Station lieten we ons per taxi naar onze bestemming brengen. Els droeg een korte zwarte rok met zwarte panty’s en had haar pumps oranje geverfd. Ik had voor de gelegenheid een oranje trui aangetrokken.
Met de armen veilig om elkaar schouders liepen we op het enorme huis af.
‘Volgens mij wordt het een decadente …’
Ik zweeg. De voordeur zwaaide open en wij knepen elkaar tegelijkertijd in de schouder. We stonden oog in oog met de gastheer. Een dikke man in een keurig oranje pak, gelakte zwarte schoenen en een donkerblauwe hoed met pluim. Michael zag er moe uit.
‘Alex, jongen. Dag Els. Fijn dat jullie gekomen zijn.’
Hij gaf me een stevige hand en kuste Els voorzichtig op de rug van haar hand.
‘Madame,’ zei hij zacht.
Michael sloeg zijn armen om ons heen. We liepen door de enorme toegangshal. Op ooghoogte hingen heel veel televisies.
‘Een deel van mijn kunstwerk,’ vertelde Michael trots. Als een echte gastheer ging hij ons voor naar een grote serre met geopende, hoge deuren, die toegang gaven tot het terras. Ook in de serre waren overal beeldschermen opgesteld. Zelfs tegen het plafond waren televisies gemonteerd.
‘Ik hoop dat je van voetbal houdt,’ lachte Michael en hij bood ons een glas champagne aan.
‘Tuurlijk,’ zei ik en nam een flinke slok.
‘Excuseer me, maar ik moet even in de keuken kijken,’ zei Michael en hij verdween tussen zijn vele gasten. Behalve televisietoestellen hingen er enorme schilderijen van mismaakte mensen in felle kleuren aan de wand, allemaal gesigneerd door Michael B.
‘Alex, vind je dit mooi?,’ vroeg Els.
Ik dronk mijn glas leeg.
‘Nee.’

‘Alex. Hoe gaat ie nou?’
‘Boris, tijd geleden, man. Mooi boekje heb je laten uitgeven over het Oranjehuis.’
‘Dank je, Alex. Trouwens, mag ik je voorstellen aan mijn vrouw Jolanda.’
‘Aangenaam, Alex.’
‘Jij schrijft toch ook, Alex,’ giechelde ze. Jolanda zag er net zo uitdagend uit als de meeste andere dames. Een oranje panty, een kort zwart leren broekje en een blouse waar haar tepels bijna doorheen priemden.
Na de kennismaking met Jolanda belandde ik even later op het terras. Ik raakte in gesprek met een Rotterdamse schrijver. Els liep een oude klant van Ronduit Vierkant tegen het lijf. Na een half uurtje luidde de gong voor het avondmaal. Els en ik volgden de andere gasten naar de eetzaal en lieten ons de voorgeschotelde gerechten en de bijbehorende wijnen goed smaken.
‘Hallo, hier ben ik, op televisie. Mag ik even jullie aandacht. Het is nu acht uur. Over een kwartier begint er een voetbalwedstrijd en wel de finale tussen Nederland en Rusland. Om het eten even te laten zakken, om even van de maaltijd te bekomen, zal er zo koffie met cognac en likeur geserveerd worden.’
Michaels stem klonk uit de verte, alsof hij ons per satelliet te woord stond. Els en ik luisterden aandachtig naar wat hij zijn gasten nog meer te zeggen had.
‘Vanaf de oranje banken in de serre is de finale het best te volgen. Ik heb ze zo neergezet dat je geen seconde zonder beeld zit, welke kant je ook opkijkt. Maar voor de mensen die niet zo van voetbal houden, wordt op een aantal televisies een prikkelende speelfilm vertoond zonder geluid. Maar ook zonder geluid is die film prima te volgen. Na de rust, om kwart over negen, zal ik weer aanwezig zijn om de laatste 45 minuten van het voetbalspektakel samen met jullie te kijken. Veel plezier!!’
Alle beeldschermen vertoonden nu een zwart beeld. Michael was niet meer te zien. Samen met de andere gasten verlieten Els en ik met een goed gevulde maag de eetzaal, op weg naar een van de oranje banken. Els liet zich zuchtend op een oranje zitmeubel neerploffen. Ze sloeg haar arm om me heen. Daar zaten we dan in het huis van Michael Blauw.
‘Wat dacht je daar van?,’ vroeg ik en wees naar een zijdeur van de serre. We zagen de binnenkomst van een groep jongemannen, gekleed in enkel een oranje slip. Ze werden op de voet gevolgd door een groep dames, die behalve een oranje slip ook nog een oranje beha droegen. De mannen serveerden dampende kopjes koffie, de dames gingen rond met glaasjes likeur en cognac. We pakten allebei een glas cognac.
‘Op de goede afloop,’ zei Els. We stootten onze glazen tegen elkaar.
‘De goede afloop van wat?,’ vroeg ik.
‘Van alles.’
We namen een slok.
De eerste helft van de wedstrijd was begonnen. Iedereen keek gespannen naar het spel van beide partijen. Zo nu en dan hoorde je mensen roepen na een gemiste kans. Ook ik kon enige kreten niet onderdrukken.
‘Buitenspel!! Scheids!!.’

De eerste helft zat erop. Michael wandelde glunderend door het feestelijk aangeklede vertrek en maakte zo nu en dan een praatje met zijn gasten.
‘Alex, vermaak je je een beetje?’ Ik knikte.
‘Zeker, wat dacht je. Maar Michael, die tafel daar verderop. Wat is dat? Wat doen die mensen daar?’
‘Oh, dat is een tafel met een spiegelplaat. Michael duwde met een wijsvinger tegen zijn neus en snoof veelzeggend.
‘Ga gerust je gang’, zei hij vriendelijk en gaf me een schouderklopje.
‘Lijntje, Els?’, vroeg ik.
‘Ja, waarom niet. Zal wel goed spul zijn, tenminste, dat neem ik aan.’
We liepen naar de spiegeltafel, die bedekt was met een stuk of dertig lijntjes cocaïne. Niet niezen, hoorde ik Jolanda, de vriendin van Boris, zeggen. Ze keek me met wijd opengesperde ogen aan.
‘Ik zou niet durven,’ antwoordde ik.
‘Een stukje pijpleiding, alstublieft.’ Michael overhandigde me een goudkleurig buisje. Ik stopte een uiteinde in een neusgat, boog voorover naar een lijntje en snoof. Els deed hetzelfde.

De tweede helft begon. De schaars geklede bedienden mengden zich nu ook in het gezelschap.
‘Koud bier, koud bier.’
Michael danste achter een soort Italiaans ijskarretje met daarin allerlei flessen drank.
‘De juiste temperatuur, de juiste glazen,’ riep hij als een koopman.
‘Applaus voor de gastheer!,’ brulde een dik, bijna uit zijn overhemd barstend mannetje. Iedereen klapte.
‘We gaan winnen! Afgeven, nu…nu!!! Ja, ja..jaaa….schieten!!’
Niet alleen ik, maar bijna alle gasten leefden met de wedstrijd mee. In de eerste helft kwam Nederland al op een 1-0 voorsprong. Maar nu was het Van Basten, die …”ja, ja, jaaaaa!!” Ik sprong op en zoende Els op haar mond. Zingend, dansend en schreeuwend bewogen de gasten zich door de kamer. Michael gooide zelfs z’n glas achterover en trok bij een van zijn bedienden de slip naar beneden.
‘Ja, ja, jaaaa’ schreeuwde hij en zwaaide met het oranje slipje in het rond. Sommige dames gilden het uit. Michael had het ijs (en z’n glas) gebroken. Na de wedstrijd barstte het feest echt los.
‘Oooh, wat is dat toch heerlijk,’ zei een al wat grijze man die met een glas in z’n ene hand en een sigaar in z’n andere hand tegen een pilaar leunde. Een van de in het oranje gestoken serveersters maakte zijn broek los. De man, een directeur van een bekende speelgoedfabriek, sloot zijn ogen en aaide het meisje goedkeurend over haar bol.
Michael lag met de vrouw van een minister op de bank. Hij woelde met z’n hand onder haar korte rokje, trok haar slipje omlaag en verdween met zijn tong tussen haar benen. De minister zelf lag op de marmeren vloer en zocht iets in het broekje van een der bedienden.
Het feest ging over in een orgie en ik wilde weg. Els blijkbaar ook, want ik zag haar met een glas wodka in een hoekje van de kamer zitten. Ze staarde wezenloos voor zich uit. Uit de luidsprekers klonk het opzwepende gehijg van een opgewonden zangeres. De serre was omgetoverd in een bordeel. Ik liep naar Els toe.
‘Kom, gaan we naar het strand.’
‘Goed idee,’ zei ze. ‘Hij had wel mogen zeggen wat ie van plan was, die smeerlap.’
Ik trok haar overeind en we liepen dwars door het feestgedruis de serre uit.
‘Wacht even,’ riep ik en pakte nog wat flessen drank uit de koelwagen. Op het strand moet je toch wat te drinken bij je hebben. Hier, pak aan.’
Els ving de volle fles whisky.
In de hal ontmoetten we een dronken portier. Hij trok de zware deur voor ons open, maakte een buiging en viel vervolgens voorover. Opeens barstten we in een enorme lachbui uit. Eindelijk hadden we even echt lol, voor de eerste keer deze avond. Met betraande ogen van het lachen trok ik de deur achter ons dicht.
‘Even door de tuin lopen,’ zei Els.
‘Misschien zien we Michael nog.’
Opgelucht holden we naar het terras.
‘Kijk, daar staat ie!’
Els wees naar de beslagen deur van de salon. Michael had ons blijkbaar weg zien gaan en nu stond hij achter een deur naar ons te zwaaien. Het was een triest gezicht om de opgeblazen en uitgetelde Michael daar zo te zien staan. Door het vocht op de glazen deur leek het wel of hij huilde. Wist hij dat wij niet meer terug zouden keren? Of was hij zo dronken dat ie niet eens wist naar wie hij zwaaide? Ik zal het nooit weten, want wij hebben sindsdien nooit meer iets van Michael Blauw vernomen.

Dit verhaal verscheen eerder (1994) als feuilleton in De Mug, het maandblad voor uitkeringsgerechtigden in Amsterdam.