Openbaar vervoer en pannenkoeken
Een bliksembezoek aan Nederland brengt me vandaag wederom in de problemen met het openbaar vervoer. De buschauffeur die bijna door verstikking stierf van het lachen staat nog in mijn geheugen gegrift. Dat was een jaar geleden, in een Utrechtse stadsbus, waarin ik de man achter het stuur mijn in een oude verhuisdoos opgedoken strippenkaart liet zien.
Hoe gaan buitenlandse toeristen daar in Nederland in godsnaam mee om, vraag ik me vandaag af en kijk deze zondagmiddag in de ogen van de NS kaartjesautomaat station Bunnik. Morgen wil ik met de trein vanaf hier naar Amsterdam en weer terug. Het lijkt mij een goed idee alvast een kaartje te kopen. Met mijn chipkaart, die ik vorig jaar voor bijna 10 euro uit een automaat trok, kan ik niet met de NS reizen. Dat laat de kaartjesautomaat mij schriftelijk weten. Bovendien vertelt de NS-automaat mij dat ik me bij het gebruik van een chipkaart eerst moet registreren. Gewoon een kaartje kopen en met geld – daarmee bedoel ik bankbiljetten en munten – betalen, blijkt onmogelijk. Ik sta met een bankbiljet van 20 euro voor de automaat en waan me in een sf-film, waar bankbiljetten alleen nog in musea te bewonderen zijn. De automaat biedt echter wel de mogelijkheid om met muntgeld betalen, een gleuf voor papiergeld ontbreekt. Een retourtje Amsterdam kost € 16,40 en een dergelijk bedrag aan muntgeld heb ik zelden in mijn portemonnee.
Ik stap in de auto en rij terug naar de jeugdherberg in recreatiegebied Rhijnauwen, waar ik voor een mooie prijs in een prachtige kamer in een nog fraaier landhuis kan overnachten. Ik vertel de receptionist mijn verhaal over de betaalmoeilijkheden.
“Gewoon pinnen, toch”, antwoordt hij nonchalant. Ik begrijp nu pas dat je , als je niet kunt pinnen, je vrijwel geen mogelijkheid hebt om met de trein te reizen. Gelukkig is het vandaag zondag en dat betekent erg veel klandizie bij het café van het hostel en dus veel muntgeld. Dat legt de receptionist mij uit. Zonder problemen wisselt hij mijn 20 euro biljet tegen muntgeld, zodat ik morgen toch nog even met de trein naar Amsterdam kan.
Het verblijf in hostel Stayokay in Bunnik boekte ik via internet, net als de avondmaaltijd voor 10 euro. Wat blijkt, ik ben de enige die van die maaltijd (wat de pot schaft) gebruik maakt. Ik begrijp dat het hostel niet voor 1 persoon de keuken opengooit en een kok aan het werk zet. De receptionist biedt mij daarom een tegoedbon aan voor het theehuis Rhijnauwen, dat min of meer naast het landhuis ligt. Ik had dit huis al gezien en vooral geroken, want de geur van pannenkoeken hangt in de wijde omgeving. Om op advies van de receptionist de topdrukte te omzeilen loop ik tegen half acht naar het restaurant, waar ik volgens mij al een keer was geweest toen ik nog een tiener was.
Mijn favoriete pannenkoek is de pannenkoek met ragout. Een blik op de kaart leert me dat het woord ragout er niet op voor komt. Bril af, bril op, nog steeds geen ragout. Der serveerster biedt uitkomst: een pannenkoek met ragout hebben ze niet. Een kleine tegenvaller. Maar ik geniet even later van de pannenkoek “4 feesten”, waarbij zelf een ballon wordt geserveerd. Als ik even later aan de koffie met appelgebak zit, wrijft onder mijn tafel de zwart-witte huiskat tegen mijn enkel en geeft kopjes. Ik geef hem of haar wat kruimels. De vriendelijke kat lacht mij tevreden spinnend aan, ik lach terug en denk, ook zonder de pannenkoek met ragout is het al met al een feestelijke en geslaagde avond.