Tag Archives: Sieb

Oogsttijd

In het Drentse Westwolde is nog nooit bij iemand ingebroken. De circa achthonderd bewoners leiden een evenwichtig en harmonieus bestaan. Het is hier een gulden regel dat je iedere inwoner op de hoogte brengt van wat je precies doet. Kortom, niemand vraagt wat de ander doet; ons kent ons.

Zo’n zestig jaar geleden voltrok zich in Westwolde een groot drama. De destijds achttienjarige Sieb Klootstra, nu een legendarische figuur, speelde hierin een hoofdrol. Hij groeide op in het Westwolde van de jaren veertig. Sjaak Klootstra, de dorpsdokter uit die tijd, verloste zijn vrouw Krieltje eigenhandig van de kleine Sieb. Een paar weken na die bevalling gaven de Duitsers zich over en eindigde de oorlog. De mannen van het dorp ploeterden om hun bedrijfjes weer op poten te zetten. De vrouwen hadden hun handen vol aan het verzorgen van de vele pasgeboren inwoners.

Alle kinderen in het dorp genoten dezelfde opvoeding. Rond het tiende levensjaar werkten de jongens op het land, terwijl de meisjes de slaapkamers poetsten en zich in de keuken ophielden. Het was de dorpsonderwijzer Leo de Braam die op een dag de familie Klootstra bezocht en hen vertelde over de buitengewoon goede prestaties van hun zoon Sieb. Vanaf die dag wist het hele dorp dat Sieb zijn vader zou opvolgen als dorpsdokter. Iedereen leefde met de hoogintelligente Sieb mee en ondersteunde hem bij zijn toekomstige carrière. Hij werd anders behandeld dan de andere kinderen. Zo kreeg hij op zijn twaalfde verjaardag van zijn vader een gloednieuwe stethoscoop cadeau. Zijn moeder verblijdde hem met een prachtig glimmende verlostang. Buiten schooltijd hielp hij z’n vader met het leggen van vingers op wonden en het knippen van pleisters. Siebs bestemming lag vast.

In het jaar dat Sieb zijn zeventiende verjaardag vierde mocht hij als enige Westwoldenaar het dorp verlaten. De universiteit bevond zich immers in Amsterdam. Zijn vader had alles geregeld. Hij kon bij Theo en Sjaan, oude studiegenoten van hem, een kamer betrekken. Het echtpaar reageerde enthousiast. Sieb kon immers een goede vriend worden van hun zoon Gilbert, die in de eindexamenklas van het gymnasium zat en Klassieke Talen wilde studeren. Gilbert had geen vrienden, behalve zijn twee marmotten Alpha en Omega.

Bij het uiteindelijke vertrek van Sieb naar de grote stad kwamen alle bewoners van Westwolde op het dorpsplein bijeen. Er werd gejuicht, gelachen maar ook gehuild. Sieb moest het dorp uit maar eens zou hij als de nieuwe dokter van Westwolde terugkeren. In een zwart confectiepak, hetzelfde pak dat zijn vader droeg bij zijn vertrek naar de universiteit, stond Sieb in de statige zwarte koets en zwaaide hij naar de uitzinnige bewoners. Vader Sjaak stuurde vol trots op het station aan.

Het is zes jaar geleden dat Sieb het dorp verliet. In het dorp wacht iedereen vol verwachting op de terugkeer van hun verloren zoon. Volgens de laatste berichten kan de inmiddels vijfentwintigjarige Westwoldenaar ieder moment arriveren. In Amsterdam, ten huize van Theo en Sjaan, heerst een zeer gespannen sfeer. Hier is geen sprankje vreugde te bekennen. Theo lijkt ten einde raad, maar uiteindelijk besluit hij tot het schrijven van een brief, die hij vervolgens per expres naar Westwolde wil versturen. Na vele aarzelingen en enkele diepe zuchten neemt Theo zijn kroontjespen ter hand en schrijft:

Beste Sjaak en Krieltje,
Vorige maand berichtte ik jullie nog over Sieb z’n goede prestaties op de universiteit. Het zag er naar uit dat hij op korte termijn zijn studie zou voltooien. Helaas is er iets tussen gekomen. Het doet me erg veel pijn dit te moeten schrijven, maar Sieb is al een maand niet meer op de universiteit verschenen. Ik weet niet waar hij nu verblijft, want hij heeft ook zonder opgaaf van reden ons huis verlaten. Het enige wat ik weet, is dat hij z’n geld verdrinkt in cafés en dat hij in de buurt van de lichten zeden geen vreemde is. Aan Gilbert vertelde hij dat hij voor altijd in de stad zou blijven, dat hij zich nooit meer zou scheren en dat hij absoluut geen dokter wilde worden.
Ik ben niet Siebs vader en kan hem dus ook niet een flink pak slaag geven voor al zijn slechte daden. Sjaan is, net als ik, heel erg overstuur. Na het bijbrengen van een gezonde discipline krijgen we dit ervoor terug. Het lijkt mij het beste dat Sjaak zo snel mogelijk naar Amsterdam komt en Sieb onder handen neemt. Ik weet op welke plaatsen hij veel vertoeft, dus het zal geen probleem zijn hem snel te vinden.
Groeten,
Theo (en Sjaan)

‘Oké’, roept Sjaak luid over het dorpsplein, ‘wij hebben een probleem. Ik wil nu een spoedberaad met de alle mannen van Westwolde.’
Iedereen op het plein begrijpt meteen dat er slecht nieuws in de brief staat. Als de mannen van Westwolde bijeen moesten komen, nou, dan is het goed mis. En het is dan ook goed mis. Nog geen dag later vertrekt er vanuit het dorp een groep van dertig stevig uitziende mannen richting Amsterdam. De oude vrachtwagen, die normaal dient voor het vervoer van varkens, leent zich perfect voor deze reis.

Sjaak stapt als eerste uit het logge voertuig. Vastbesloten betreedt hij het trapje voor de woning van zijn oude studiegenoten.
‘Waar is die schoft?!’
Theo stamelt wat onverstaanbaars.
‘Sorry Theo, ik ben een beetje overstuur. Hoe gaat ‘t, jongen?’
Theo legt kameradelijk zijn hand op Sjaaks schouder.
‘Ik begrijp ‘t, ik begrijp ‘t.’
Theo steekt maar meteen van wal.
‘Bij de hoertjes moet je zijn, in een café in het district der verderf. Ik weet precies waar hij nu zit. Als je het niet erg vindt, dan rij ik met jullie mee.’
Sjaak kijkt peinzend naar de donkere wolken boven de oude Amsterdamse grachtenpanden. Zwijgend draait hij zich om in de richting van de mannen in de truck.
‘Oké, ga maar mee. We zullen die jongen eens even leren hoe het moet.’
Met opgeheven hoofd, de schouders omhoog en een vastberaden blik in de ogen stapt Sjaak in de cabine. Theo volgt.

‘Hier is het’, schreeuwt Theo.
De truck komt zo plotseling tot stilstand dat de inzittenden nog even naschudden. De lege whiskyflessen en jeneverkruiken rollen over de bodem van de veewagen.
‘Oké, mannen, we zijn er!’, roept Sjaak.
Hij spreekt tegen de harde kern van Westwolde, die gekleed in blauwe overalls en gewapend met rieken en batsen op de kade langs de Brouwersgracht staat.
‘Ik ga met Theo naar binnen. Als we hem hebben, dan komt één van ons naar buiten en kunnen jullie je werk doen.’
De mannen knikken begrijpend.
Met grote passen lopen Sjaak en Theo naar binnen. Niemand kan deze woedende heren nog tegenhouden. Ze bevinden zich in een groot, donker hol met jonge in zwarte kleding gestoken mensen. Er hangt een zware rooklucht met een aparte, zoete geur. De muziek klinkt Sjaak vreemd in de oren. Sjaak heeft het gevoel dat hij ieder moment kan ontploffen van woede. Hij ziet mensen die hevig met elkaar discussiëren en mensen die roerloos voor zich uit staren.
‘Dit is de hel,’ schiet er door zijn hoofd. Door de duisternis kan hij z’n zoon niet meteen ontdekken.
‘Licht’, brult de stevige dorpsdokter, ‘licht, licht!!’
Geschokt kijkt iedereen naar de deuropening, die door de fors gebouwde Sjaak in beslag wordt genomen. Hij heeft de hanglamp in z’n hand en schijnt ermee door de duistere ruimte.
‘Daar is ie!’ Het licht schijnt in de ogen van een verlegen jongen.
‘Je zo kwetsbaar opstellen dat je op straat wordt weggeveegd door de wind/een deuk oploopt door een vallend blaadje/of wordt weggespoeld door de regenval/dat is volharding/dat is leven’ spreekt de jongen.
Theo is inmiddels naar buiten gelopen.

‘De dood heelt al m’n wonden. Genees me’, mompelt de schuchtere Sieb.
Hij voelt dat er iets te gebeuren staat maar door het felle licht van de lamp kan hij zijn vader niet zien. Evenmin ziet hij dat een peloton van dertig onvervalste Westwoldenaars naar binnen stormt. Met hun roestige rieken rennen ze dreigend op de terneergeslagen Sieb af. Een hysterisch geschreeuw, het licht dat uitvalt en dan een angstaanjagende stilte. Met meerdere rieken prikken de mannen de flarden van Sieb van de vloer. Er is niet veel meer van het lichaam over. Alle stukken worden routineus in de truck gesmeten. Boeren en winden latend vertrekt het gezelschap vervolgens richting Westwolde. Theo wuift de mannen uit en loopt trillend op zijn benen het eerste het beste café binnen.

Moe en versuft bereiken de Westwoldenaars hun dorp. De bewoners zijn inmiddels door de dorpsdominee van de situatie op de hoogte gebracht. Sjaak en nog wat mannen werpen de lichaamsdelen van Sieb op het plein. In eerste instantie lijkt het alsof de omstanders hiervan schrikken, maar het tegendeel is waar. Met de vuisten omhoog en een luid gejuich maakt iedereen duidelijk dat het recht zegeviert. Mensen beginnen zelfs met het aanheffen van liederen, terwijl de dorpsdominee de bij elkaar gelegde lichaamsdelen in brand steekt. Zingend en vol vreugde verlaat de menigte uren later het plein. In de nacht blaast een oostenwind Siebs as naar de nabij gelegen akkers, waarop enkele uren later de eerste ijverige Westwoldenaars de oogst binnenhalen.

Lees ook: Het oosten