Tas of tientje taxi?
Met die vraag stap ik vanochtend de deur uit. Het is een bijzondere dag, want ik ga vandaag buitengewoon veel geld uitgeven. Ik haat dagen waarop ik buitengewoon veel geld ga uitgeven maar soms zijn ze onontkoombaar. Mijn geld verdien ik nu eenmaal indirect met een computer en als die computer op een ochtend niet in beweging komt, dan is het hier “Highlife in Dosen” zoals sommige Duitsers zeggen.
De dag dat mijn computer zich ziek meldde leerde ik de computerreparatiedienst bij mij in de buurt kennen. De computervakman raadde mij aan bij Cyberstore een computer te kopen en te letten op de processor en het werkgeheugen. Mijn keus voor een Dell-computer met een Intel Core i5 processor en 6 GB werkgeheugen was volgens hem een goede keus. De bestelling is gedaan en dus loop ik nu – omwille van voldoende lichaamsbeweging – naar de Friedrichstrasse om het apparaat op te halen.
Een klok slaat 10 maal. Op de Mehringdamm prikken aan een statafel bij Curry36 twee in een blauwe overall gestoken werkmannen in een curryworst. Als ik een brief bij mijn ‘vrienden van de belasting’ heb gedeponeerd is de Friedrichstrasse niet ver meer. Ik loop en denk ‘tas of taxi?’. Hoe groot is die computer? Doe ik die in een tas en neem hem dan mee in de U-Bahn? Of hou ik hem onder mijn arm en loop er een half uurtje mee naar huis? De stoepen zijn glad. De kans om zonder computer uit te glijden is al groot, dus naar huis lopen sluit ik uit.
“Alleen als ze een hele grote tas hebben, dan neem ik misschien de U-Bahn”, denk ik en loop inmiddels aan het begin (of het einde) van de Friedrichstrasse. De computerzaak bevindt zich net voorbij Checkpoint Charlie.
“Toeristen trekken criminelen aan en criminelen zitten ook in een financiële crisis” zegt een stemmetje in mijn hoofd.
Iedereen die nu gewoon op de stoep staat te staan is in mijn ogen opeens een potentiële crimineel geworden die erop wacht totdat iemand met een waardevol apparaat de computerzaak verlaat. De één vraagt je wat, de ander trekt de doos met de computer uit je handen, geeft die door aan een collega, die rent 50 meter en een andere collega sprint er vervolgens mee naar een gereedstaande vluchtauto. Daarna sta je dan met alleen nog de factuur in je hand en de kleine troost dat je in 2015 de btw terugkrijgt.
Ik verbaas me over mijn voorstellingsvermogen en besluit niet meer over de terugweg na te denken. Hebben ze geen behoorlijke tas, dan neem ik een taxi. Dat kost me misschien acht of negen euro meer maar dan ben ik wel van het gezeur af. Als de computer 10 euro duurder was, dan had ik ‘m ook gekocht. Zo! En gisteren besloot ik niet buiten de deur te eten en spaarde ik ook ongeveer 10 euro uit. Mijn hoofd vult zich met allerlei situaties die me de terugreis met een taxi rechtvaardigen.
Achterin bevindt zich de afhaalbalie. Een medewerker haalt tegen inleving van mijn bestelformulier een grote doos uit het magazijn. “Taxi”, weet ik. Met flinke tegenzin betaal ik buitengewoon veel geld en loop met de doos naar buiten. Het nummer van de taxicentrale heb ik in mijn telefoon opgeslagen, maar waarom zou ik een taxi bellen als er eentje direct voor de deur staat? Klop, klop. Vrij? Ja! Een vriendelijke chauffeur opent de achterklep. Ik zet de computer in de achterbak.
“Is met zo’n duur apparaat toch veel beter dan met de U-Bahn?” vraag ik de chauffeur.
“Veel beter, veel beter”, antwoordt hij. Ik wist dat hij dat zou antwoorden, daarom stelde ik die vraag. Als ik de deur bij de passagiersstoel opentrek zie ik mezelf op de stoep langslopen en denken “wat een patser, een taxi om zo’n doosje te transporteren!”. Ik spuug op de grond, ik kijk in de spiegel van de winkelruit en besluit om me hier niets van aan te trekken.
Nog geen 10 minuten later naderen we mijn woning. Ik waarschuw de chauffeur voor de politiecontrole bij mij om de hoek. Daar staan twee agenten met een camera achter een busje opgesteld in een zone waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Rij je te snel, dan maakt een agent je met een armgebaar duidelijk dat je rechtsaf moet slaan. In die straat staan zijn collega’s al klaar om te incasseren.
“Ze hebben geld nodig voor de nieuwe luchthaven”, vertel ik de chauffeur. Gelukkig merkt hij niet dat ik deze grap een uur eerder van de verkoper van het postagentschap bij mij op de hoek had gejat op het moment dat ik hem erop attendeerde dat ze weer eens aan het controleren waren.
De taxi stopt bij mij voor de deur. Op de taximeter lees ik € 8,10. Weer dat gedoe met geld. Veertig cent fooi geven is belachelijk, een tientje geven en vijftig cent terugvragen, dat doet een “Korinthenkacker”. Ik herinner van mijn werk in de horeca dat mensen met het minste geld vaak de meeste fooi geven. En die ongeschreven wet blijkt nu ook weer te kloppen, want ik geeft een tientje en vertel dat het goed is. Waarom zou ik nog 50 cent willen hebben? Dat ik ook een euro had kunnen terugvragen schiet me niet te binnen.
Aangezien ik er patent op heb om mezelf in absurde situaties te begeven vraag ik de chauffeur voor de zekerheid of de achterklep open is. Hij lacht en raadt instinctief aan welke absurde situatie ik dacht.
“Ik rij weg met de computer”, lacht hij. Ik lach ook. Hij stapt uit, ik stap uit.
“Als je met pensioen gaat, de laatste rit, waarom niet?”, antwoord ik hem. Hij opent de achterklep open, pakt mijn computer en lacht nog steeds. Ik neem de doos vast en ben blij dat ik een taxi heb genomen. Dan slaat de chauffeur me kameraadschappelijk op mijn schouder en wenst me nog een hele fijne dag. Ik wens hem eveneens een hele fijne dag. Zo nemen twee lachende mensen afscheid van elkaar. De één op weg naar een nieuwe passagier, de ander op weg naar een nieuwe column.