Waarheen leidt de weg?
Laag Soeren, 2011
Afgelopen zondagochtend was ik al erg vroeg op weg naar een boekenmarkt, twee dorpen verderop. Vóór ik linksaf de hoofdweg opdraai zie ik dat er van rechts een statige begrafenisauto met op de voorkant een zwart vlaggetje komt aangereden. Ik laat hem voorgaan en draai daarna de weg op. Het is mistig en het miezert als we getweeën tussen de kale bomen onze weg vervolgen. Bij het naderen van de rotonde zie ik voor me opeens een teken van leven. Het zijn de drie remlichten (links, rechts en boven) die plotseling branden. Vervolgens geeft de begrafenisondernemer gas en is het weer donker. In de rotonde volgt een knipoog van het rechterachterlicht ten teken de rotonde te verlaten. We rijden gezamenlijk verder. Pas als we het eerste dorpje naderen realiseer ik me dat ik onderdeel zou kunnen zijn van een uitvaart. Voor een gesloten supermarkt staat een omaatje met een paraplu. Ze kijkt me recht in de ogen en slaat een kruisje. Even later knikt een voetganger vol medeleven in mijn richting. De uitvaartwagen en mijn auto zijn de enige twee voertuigen op de weg. Ik bedenk opeens hoe eenzaam dit afscheid zou kunnen zijn voor de persoon in de begrafenisauto. Ligt er trouwens wel iemand in? Ik kijk naar het dak van de wagen voor me. Nergens een bordje met “vrij – bezet” zoals bij taxi’s. Zo’n bordje zou wel handig zijn, want die vrouw bij de supermarkt had zeker geen kruisje geslagen als ze zag dat de auto “vrij” was. Het laatste stukje naar de boekenmarkt rijden we over een landweg, dwars door de weilanden. Het zou een Monty Pyhton sketch kunnen zijn. Als we het tweede dorp binnenrijden buigt de auto voor mij rechtsaf richting de marktplaats. Ik ben dus nog niet van hem af. Dan parkeert de chauffeur zijn begrafenisauto, precies op de plek voor mij. De begrafenisondernemer stapt uit en wenkt. Hij vraagt of ik hem even kan helpen. Ik schrik me rot. Hij opent de achterdeur met de gordijntjes en sprakeloos zie ik toe hoe de man één van de acht kratjes met boeken uit de auto haalt.