Dokters zijn ook dichters
De arts vertelde me zijn verhaal over de patiënt van gisteren.
‘Natuurlijk heb ik als arts een geheimhoudingsplicht, dus ik zal de naam niet noemen.’
Ik knikte maar was wel benieuwd wie de man was, die gisteren met dezelfde klachten als ik hier voor de deur stond.
‘Die man had precies hetzelfde als u. Bij hem gebeurde het ’s avonds na het eten, om een uur of negen. Hij had boerenkool gegeten, een kop koffie gedronken, een jazzplaat opgezet en toen was het zover.’
Ik was een en al oor. Bij mij gebeurde het ’s ochtends, na een onovertroffen ontbijt en een zalige stoelgang. Ik schonk mezelf nog een kop koffie in en dan was het zo ver. Het overviel me totaal, net als bij de man waar de arts over sprak.
‘Het gedicht hing in de lucht, dus pakte de man snel pen en papier om alles op te schrijven’, vertelde de geneesheer. ‘Hij rook de poëzie, zag het in de kleuren, hoorde het in de muziek, zijn hele kamer was één gedicht. En dat kreeg hij niet op papier. Hij kreeg geen woord te pakken. Wat zeg ik, geen enkele letter. Het was tragisch. De man barstte hier in tranen uit.’
Ik keek verbaasd. Dat was wel een heftig geval. In tranen uitbarsten, dat ging erg ver. Ik kreeg net als de man ook wel eens een dosis rauwe poëzie over me heen, die zich niet op papier liet zetten, maar gehuild heb ik niet.
‘Wat deed u toen?’, vroeg ik nieuwsgierig.
De arts lachte.
‘Nee, medicijnen zijn er niet. Ik heb de man iets aangeraden, wat ik u ook zal aanraden.’
Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Een tip tegen vastzittende poëzie of tegen obstipatie der dichterlijke gedachten, daar had ik wel oor naar. Opeens huilde de arts.
‘Hé, dok, wat is er? U wilde iets zeggen.’
Met een betraand gezicht keek hij me aan.
‘Ik was de man van gisteren, die voor mijn eigen deur stond.’
Ik was opeens klaar wakker, voelde me super fit en maakte dat ik hier weg kwam. Ik was voorgoed genezen.
(Deze tekst verscheen eerder in dagblad De Pers)