De tunnel
De schemering accentueert de prachtige herfstkleuren in dit stukje bos op de Veluwezoom. Alles ademt ontspanning. Op een plek die geen mens kent, zelfs de boswachter is hier nog nooit geweest, houdt Gerben zijn betoog over de aanleg van een ecoduct. Zijn toehoorders luisteren aandachtig.
“Op het ecoduct wordt een laag gewone bosgrond aangebracht. De inrichting is afgestemd op het aangrenzende gebied zodat de dieren het ‘gewoon’ vinden om over het ecoduct te gaan. Het gaat hier om edelherten, reeën, dassen, boommarters, eekhoorns, zandhagedissen, levendbarende hagedissen, ringslangen en verschillende soorten kevers. Ook voor vlinders, vleermuizen en vogels is met het ecoduct een oversteek gemakkelijker.”
“En wij dan”, roept Henk de haas. “Mogen wij niet naar de overkant?”
Het edelhert Gerben schuift zijn leesbril iets naar beneden en kijkt naar de groep dieren voor hem. Door de komst van het ecoduct trekt de wekelijkse bijeenkomst dit keer veel meer bezoekers dan normaal. De dassen, edelherten en reeën waren er altijd al, maar hij ziet nu ook veel vogels, kevers en vleermuizen die de tijd hebben genomen om deze meeting bij te wonen.
“Volgens welingelichte bronnen is het ecoduct voor iedereen bestemd”, vervolgt Gerben zijn verhaal. “Maar zoals het er nu naar uitziet, bouwt men bij ons in de buurt een ecombiduct.”
De dieren kijken elkaar verbaasd aan.
” Een wat?!”, roept een zwarte kraai vanuit een hoge beukenboom, “een ecombiduct?!”
Alle dieren lachen om de spontane opmerking van de brutale kraai die erom bekend staat dat hij geen blad voor de mond neemt.
“Ik heb dat woord ook niet verzonnen”, legt Gerben uit. “Bij dit ecombiduct zal er een buis onder het pad komen te liggen, speciaal bedoeld voor degenen die schrikken van het lawaai en het licht van de voorbij razende auto’s.
“Angsthazen!”, roept de kraai.
Na afloop van de bijeenkomst praten de eekhoorns Joep en Eek nog even na. Egel Erik luistert mee.
“Maar ik ga bovenlangs”, zegt Erik. “Ik ga toch niet uren lang door zo’n tunnel kruipen.”
Joep kijkt zijn broer aan.
“En jij, Eek, ga jij door die tunnel?”
“Ik weet niet of ik wel naar de andere kant wil. Zoals je weet staan ze daar niet te wachten om ons welkom te heten. Vergeet niet wat Gerben net zei. Hij heeft contacten met de overkant. Ze willen daar speciale patrouilletroepen oprichten die in de gaten houden wie er uit de tunnel komt. Dat is toch niet normaal”, zegt Eek.
“Nee, normaal is het niet. Maar Gerben zei dat wij ook in de gaten moeten houden wie er híer na aanleg van dat ecombiduct allemaal op bezoek komen. Voor je het weet gaan ze niet meer terug en is het bos binnen no-time vol. “
“Nou, zo’n vaart zal het wel niet lopen, Joep. Er is genoeg plek. Alleen die reebok met dat vreemde gewei, die loopt de boel hier een beetje op te stoken. Als het aan hem ligt wordt de tunnel aan deze kant afgesloten en komt er niemand in.”
“Je bedoelt Ron. Ach, je kent die reebok toch. Dat is gewoon een schijtlaars. Dat beest kijkt 24 uur per dag angstig uit zijn ogen en vreest iedere seconde dat hij wordt aangevallen”, lacht de egel.
Eek knikt.
“En toch zit het me niet lekker dat die domme reebok probeert andere dieren op te hitsen en te waarschuwen tegen een invasie vanaf de andere kant. Hij krijgt wel met de dag meer aanhangers.”
De grote dag breekt aan. Volgens niet bevestigde berichten zullen vandaag de eerste dieren van de tunnel gebruikmaken. Gerben heeft iedereen gevraagd naar de tunnel te komen. Aan zijn oproep wordt gehoor gegeven. Het is een drukte van belang bij het net aangelegde ecombiduct. Iedereen wacht af op wat komen gaat. Alle blikken zijn op de tunnel gericht. Plotseling beweegt er iets. Iedereen kijkt op. Gerben begint te klappen als hij de eerste bevers uit de tunnel ziet lopen. Ze kijken verbaasd om zich heen. Ook de andere dieren klappen en juichten. Alleen Ron de reebok kijkt, samen met een paar kameraden van hem, argwanend toe.
“Dit is het begin van het einde”, mompelt hij. Ondanks de bokkige reebok is het een feestelijke middag. Ron loopt geïrriteerd terug het bos in, totdat hij opeens voelt dat er iemand achter hem loopt die hij niet kent. Hij blijft staan.
“Nou Ron, hoe gaat het dan met jou, lieverd.”
Ron draait zich langzaam om. Hij kijkt recht in de stralende ogen van Carla, de reebok waar hij in zijn jonge jaren smoorverliefd op was.
“Carla?!”, stamelt Ron. Hij is perplex. Rons kameraden kijken vanaf afstand naar de twee reebokken die elkaar nu nader komen.
“Ik ben zo blij dat ik nu hier kan zijn”, vertelt ze. ‘Ik ben over dat gevaarte gelopen, met onder mij die tunnel. Wat heerlijk dat we nu samen kunnen leven! “
Ron verkeert net niet in een shocktoestand. Samenleven, gaat het door zijn gedachten, dat kan natuurlijk ook. Hoezo heb ik daar nooit aan gedacht?”
“Dat is natuurlijk waar. Helemaal niet aan gedacht, we kunnen nu in één bos samenleven”, zegt Ron tot zijn eigen verbazing. Maar wat maak het uit. Hij is verliefd. Liefde staat boven alles, liefde doet soms gekke dingen met je.
Zijn kameraden kijken hem bevreemd aan. Wat is er met Ron gebeurd? Ron wilde de vijand toch te lijf, ze zouden toch ten strijde trekken en hun stuk bos verdedigen?
“Jongens , kijk niet zo dom”, roept Ron. “We leven nu samen, begrijpen jullie dat niet!”
Carla vleit zich tegen Ron aan en likt teder zijn gezicht. Verliefd trekt het liefdespaar het bos in, een gezamenlijke toekomst tegemoet.