“Ik mis de gezelligheid van vroeger”
Ik sta op straat. Rechts van mij staat een man.
“Ik mis de gezelligheid van vroeger”, zegt hij.
“Wat bedoel je precies?”, vraag ik.
“Vroeger waren er gezellige programma’s op tv waar je met het gezin naar keek en waar iedereen het de volgende dag over had. En de mensen waren ook allemaal anders dan nu.”
“Wat bedoel je daarmee?”
“Nou ja, anders. Dat begrijp je toch wel?”
“Je bedoelt dat er nu meer mensen uit andere landen zijn, meer buitenlanders?”
“Ja, zo is het. En daardoor mis ik die gezelligheid van vroeger.”
“Hebben die mensen uit het buitenland die gezelligheid van vroeger van je afgepakt?”
“Afgepakt niet, maar het leven is wel anders geworden, dat kun je niet ontkennen.”
“Die mensen uit het buitenland, die hadden ook hun gezelligheid van vroeger, in Syrië of in een ander Arabisch land.”
“Denk je?”
“Vraag maar eens aan een vluchteling of hij gezellige momenten van vroeger in zijn eigen land kent. Die mensen lopen hier met dezelfde gevoelens rond als jij. Zij missen hun gezelligheid van vroeger, jij mist jouw gezelligheid van vroeger.”
“Maar die gezelligheid zoals ik die ken, die komt niet meer terug, vrees ik.”
“Dat denkt die vluchteling bij jou in de straat ook. Zijn gezelligheid is ook weg. Je kunt hem eens vragen naar zijn gezelligheid van vroeger.”
“Wat? Aan die vluchteling in de straat?”
“Bijvoorbeeld. Nodig hem uit en vergelijk jullie gezellige momenten van vroeger met elkaar.”
“Waarom zou ik dat doen?”
“Er kunnen zomaar nieuwe, gezellige momenten ontstaan.”
“Denk je?”
“Dat weet ik wel zeker.”