Avontuur in de treincoupé

Een kort verhaal van de Russische schrijver Arkadi Timofejevitsj Avertsjenko

De sneltrein raasde naar het zuiden. In een tweedeklascoupé zat Iwan Michailow, ambtenaar van het Russische controlebureau, samen met zijn jonge en slanke vrouw Sinotschka. Tegenover hen zat de handelsreiziger Schitomirski en las een humoristisch blad. De passagiers spraken geen woord.
“Mijn god, wat saai!” merkte de jonge vrouw op en geeuwde.
“Hou toch op”, riep haar man. “Je steekt zo toch iedereen aan!” En onwillekeurig geeuwde hij ook. Toen richtte hij zich tot de man tegenover hem en zei: “Niet waar, mijnheer, het is een beetje vermoeiend?”

De handelsreiziger legde zijn krant opzij, keek Michailow aan, liet een sigaret vlamvatten en sprak bedachtzaam: “Ja, grappig is het niet. Als je lang in een coupé zit, begint het saai te worden. Wat was dat voor een station?”
De ambtenaar wreef de condens van het raam en noemde een of andere naam.
“Ach, wat een rit”, riep zijn vrouw ondertussen.
“Hou toch op”, zei Michailow. “Daardoor komen we ook niet sneller in de Krim.”
Een tijdje later reed de trein een station binnen en bleef staan.
Meteen daarna betrad een heer de coupé. Hij droeg een mantel met grote ruiten en een grijze reismuts, groette beleefd de passagiers, wierp zijn tas in het net en zei tegen Michailow: “Pardon, mag ik?”

Michailow drukte zich nog meer in zijn hoek en mompelde iets, maar Sinotschka keek de onbekende aan. Aangezien hij een elegante man was, merkte ze lachend op:
“Ga uw gang.”
De handelsreiziger Schitomirski was met het optreden van de nieuwe passagier allesbehalve tevreden. Zachtjes zei hij: “Dat hebben we nu net nodig!”

De vreemd zei geen woord, nam een krant uit de tas en verdiepte zich in zijn lectuur. Het werd stil in de coupé. Je hoorde alleen het ratelen van de wielen en het fluiten van de locomotief.
De jonge vrouw Sina kruiste behoedzaam haar ene been over het andere, nam haar hoed af, zodat je haar mooie, blonde pagekopje kon zien, strekte zich uit en riep: “We moeten nog zes uur rijden!”
“Ach ja”, zei haar man. “Het reizen is eentonig.”
De handelsreiziger knikte. “Klopt! En daarbij is het een behoorlijk duur vergenoegen.”
“En zo weinig onderhoudend” riep Sina en keek de vreemde aan.
De onbekende ving haar blik op, legde de krant opzij en lachte:
“De heren vervelen zich? Weet u hoe dat komt? Omdat de mensen niet zo zijn zoals ze zich voordoen.”
Schitomirski riep beledigd: „Wat betekent dat? Wat wilt u daarmee zeggen, heer? Ik als intelligent mens…”
De vreemde onderbrak hem.
„En wie bent u bijvoorbeeld?”
“Ik? Handelsreiziger! Mijn naam is Schitomirski. Ik vertegenwoordig de firma Krimbel & Co, doeken en zijde en gros.”

De vreemde lachte luid. “Ik wist het, dat u de onwaarheid zou zeggen. Waarom liegt u tegen uw medereizigers? Waarom beweert u dat u handelsreiziger bent? U bent toch kardinaal Giuseppe aan het hof van de paus! Mijnheer, uw incognito is ontmaskerd!”
Schitomirski keek de spreker verschrikt aan.
“Wat? Ik een kardinaal van de paus? U vergist zich!”
Maar de onbekende zei krachtdadig: “Jawel, u bent de kardinaal Giuseppe! Speelt u geen komedie! Ik weet dat u één van de meest invloedrijke persoonlijkheden van deze tijd bent. Men heeft mij verteld dat …”
De handelsreiziger wierp de sigaret weg, sprong op en riep woedend: “Mijnheer, houdt u op met deze domme grappen! Wat permitteert u zich eigenlijk?”
De onbekende stond ook op, legde zijn hand op de schouders van de reiziger en zei in een toon die geen weerstand duldde: “Mij kunt u niet voor een nar houden. In plaats van domme gesprekken vertelt u mij liever iets over het Vaticaan, over de zeden die aan het hof van de paus gelden, over uw successen bij de mooie Italiaanse vrouwen!”

De reiziger deinsde achteruit, keek naar de noodrem en riep: “Wat wilt u van mij? Laat u mij met rust!”

De onbekende stapte op hem af en riep dreigend: „Niet schreeuwen – hand weg van de noodrem – hier is een dame!” Daarna liet hij zich weer op de bank zakken, trok een revolver uit zijn tas en richtte de loop langzaam richting Schitomirski: ”Vooruit met de waarheid! Ik kan niet tegen komedie!”
Onder de medepassagiers ontstond enige paniek. Sina drukte zich in de hoek, haar man probeerde op te staan, maar een handbeweging van de onbekende dwong hem op zijn plaats te blijven zitten.
De vreemde speelde met de revolver en zei toen: “Mijne heren, u kunt gerustgesteld zijn, ik zal u niets aandoen, maar ik verlang dat deze man de waarheid zegt!”
Schitomirski stond bevend op en riep alleen maar: “Wat wilt u van mij? Ik ben reiziger van de firma Krimbel & Co!“
“Je liegt!”, merkte de vreemde op. “Je bent kardinaal Giuseppe!”
Michailow fluisterde: „Ziet u niet met wie u van doen heeft? Dat is een waanzinnige die uit het gekkenhuis is ontsnapt. Zegt u hem dat u een kardinaal bent – dat kost toch niets!”
Schitomirski schudde vertwijfeld zijn hoofd. “Maar ik ben toch geen kardinaal!”

Toen stapte Michailow op de vreemde af en zei met weemoedig lachen: “Gezien zijn gelaatstrekken ziet hij er net zo uit als een kardinaal. Hij reist vast en zeker in een geheime missie!” En zich tot Schitomirski wendend riep hij zachtjes: „Krijg nou wat, zeg hem toch dat u een kardinaal bent, ander schiet hij u toch neer.”
De handelsreiziger knikte zwijgend met zijn hoofd en zei vertwijfeld: “Goed: ik ben een kardinaal!”
De onbekende merkte triomferend op: “Ziet u? Wat heb ik gezegd? De mensen zijn niet zo zoals ze zich voordoen!”
Schitomirski zakte op de bank in elkaar en zat er als een hoopje ongeluk bij.
De onbekende wendde zich tot Michailow en zei vriendelijk: “Ik begrijp niet hoe uw charmante kleine vrouw met dat verrukkelijke pagekopje en de slanke benen zich kan vervelen als ze de echtgenote van zo’n beroemde persoonlijkheid is!”
“Welke beroemde persoonlijkheid?”, vroeg de ambtenaar onrustig. De onbekende keek hem scherp aan en zei, iedere lettergreep beklemtonend: “U bent toch de beroemde zanger Anselmi van het Milano Scala, de beste bariton van de wereld! Zingt u iets voor ons, maestro!”
Michailow keek de spreker verstrooid aan en riep: “Heer, dat is een vergissing – ik kan helemaal niet zingen. Ik heb een kleine, knarsende stem.”
De vreemde barstte in lachen uit: “Ha, ha! De bescheidenheid van de grote talenten, laat u dat! Zingt u, of …” En hij begon weer met de revolver te spelen.
In zijn doodsangst zong Michailow zo vals als nooit tevoren in zijn leven: “Adieu, Mon Petit Officier!”

“Zo” riep de vreemde. “Nu heb ik het masker bij deze twee heren afgerukt. De een bleek kardinaal te zijn, de ander bariton. Leugens, waar men gaat! De leugen begeleidt ons vanaf de wieg, we ademen hem in en dragen hem met ons mee!”

Toen keerde hij zich tot Sina en riep: “Mijne genadige, u bent de Venus van Milo! Onder uw jurk bevindt zich het ideaalste lichaam van de wereld. Trekt u uw blouse uit!” Daarbij trok hij aan de revolver en richtte de loop op Michailow: “Uw man zal er toch niets op tegen hebben?”
Michailow keek bevend naar de revolver en zei stamelend: “Nee, ik heb er niks op tegen – ik hou van de schoonheid! Een beetje kun je de blouse uittrekken!”
Sina keek haar man vol verachting aan, lachte hysterisch, stond op en riep “kardinaal, draait u zich om!” Ze trok haar blouse uit zodat men haar sneeuwwitte, ronde schouders kon zien. “Niet waar, ik ben mooi?” merkte ze op tegen de vreemde. “Als u mij wilt kussen, vraagt u mijn man, hij staat alles toe!”
Maar de vreemde kuste slechts galant haar hand.
Plotseling reed de trein langzamer, omdat een station in zicht was. De vreemde stond op, nam zijn handtas en zei tegen de ambtenaar en de handelsreiziger: “Mijne heren, over een paar minuten stap ik uit. De trein blijft vijf minuten op dit station staan. Ik sta op het perron met de revolver in de hand en wanneer één van u de trein verlaat, schiet ik hem neer – begrepen?”
De onbekende verliet de wagon. Allen zaten ze verstard. Plotseling ging zachtjes de deur open, een hand wierp een briefje in de en verdween. Meteen daarna zette de trein zich weer in beweging…
De ambtenaar raapte het briefje op, keek ernaar en las toen voor: “Mijne heren, geeft u toe dat u zich niet heeft verveeld. Deze originele methode doet iets tegen de verveling en toont de mensen in hun ware gedaanten. We waren met z’n vieren in de wagon: een sukkel, een lafaard, een moedige vrouw en een grappenmaker – de ziel van de samenleving! Bariton, kust u de kardinaal!”
De drie passagiers spraken geen woord en keken elkaar aan. De trein ratelde verder..

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.