Verzet in Schöneberg

Vanochtend liep ik door de Belziger Strasse. Op een brede vensterbank lagen een paar boeken, zoals je die wel vaker ziet liggen voor huisdeuren of op bankjes. Mensen willen ervan af en proberen zo nog nieuwe lezers voor hun oude boeken te vinden. De man voor mij liep trager dan ik. Inhalen zag ik niet zitten, want ik probeer dezer dagen toch zo goed als het kan afstand te bewaren. Dus bleef ik staan en pakte een boek.

Widerstand in Schöneberg und Tempelhof, luidde de titel. Interessant, dacht ik en liet het in mijn tas glijden. Zojuist heb ik er even in gebladerd en al een paar interessante passages gevonden. In het handige straatnamenregister zocht in natuurlijk meteen naar de Eisenacher Straße, de straat waarin ik alweer ruim een half jaar woon. De straatnaam dook op in een citaat uit het boek Nicht alle waren Mörder van de Duits-Israëlische toneelspeler, filmacteur en schrijver Michael Degen. In dat boek schrijft hij over zijn kinderjaren in Berlijn. Hieronder mijn vertaling van het stukje waarin Degen schrijft over het moment van onderduiken in Schöneberg:

“Ze rukte de sterren van mijn mantel en jas, die waren sowieso slechts aan de uiteinden vastgemaakt, deed hetzelfde bij haar mantelpakje en we renden langs de keuken richting de deur van de woning…
En toen kwamen ze. Onmogelijk ze niet te horen, met hun met ijzer beslagen laarzen…
En toen kwam de lift…
We hoorden ze verder omhoog gaan en op de deuren beuken, terwijl wij in de parterre uitstapten. Bij de huisdeur stonden mannen in uniform en moeder ging meteen op ze af. ‘Wat is hier dan aan de hand?’
De man keek ons eventjes strak aan, zei niet onbeleefd, maar zeer beslist: ‘Gaat u verder!’…
Vervolgens gingen we de Eisenacher Straße naar beneden, staken de Grunewaldstraße over, gingen steeds verder en zagen in de Rosenheimer Straße een behoorlijke samenscholing van mensen…

De Rosenheimer Straße in Berlin-Schöneberg was een straat met een flink aantal Joodse bewoners en men haalde ze uit verschillende huizen. Een paar open vrachtwagens met korte trapjes stonden gereed en de mensen – mannen, vrouwen, kinderen – werden grof de wagens in gedreven. Een oude dame met een ongeveer zesjarig meisje aan de hand kwam eveneens uit een van de huizen.
Plotseling rukte het meisje zich los en liep de straat naar beneden. ‘Ik wil naar mijn moeder, ik wil naar mijn ouders’, riep ze, terwijl ze liep. Ze riep het telkens weer.
En daarna legde een van de geüniformeerden kort aan en schoot. Het meisje struikelde en viel. Vervolgens liepen twee SS’ers op haar af, grepen haar en brachten het meisje naar de wagen waar de oude dame al was ingestapt. Ze moet aan het been zijn geraakt, want ze greep telkens weer naar haar knie zonder een kik te geven. De klep werd afgesloten en de wagen reed weg…

Ik trok mijn moeder weg. Ik was plotseling heel erg bang…
We gingen terug naar de Grunewaldstraße, Martin-Luther-Straße, Lietzenburger Straße, stonden voor het UFA-Palast bij Zoo en gingen naar binnen…
Na de bioscoop wandelden we door de gehele Tiergarten tot aan de Brandenburger Tor…

Direct voor station Börse werden we gegrepen door de alarmsirene…”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.