In een Duitse treincoupé
Vanochtend vroeg las ik in alle digitale Duitse kranten dat het aantal coronabesmettingen weer flink was toegenomen. En juist de op deze dag maakte ik gebruik van mijn treinkaartje Berlijn-Emden, oorspronkelijk geboekt voor de maand mei, maar door de corona-epidemie had ik er destijds geen gebruik van gemaakt. De Deutsche Bahn bood namelijk de mogelijkheid om tickets die voor 13 maart waren aangeschaft en nog niet waren gebruikt, tot 31 oktober geldig te laten zijn. Zodoende kon ik vandaag met mijn treinkaartje van mei van Berlijn naar Emden reizen.
Berlin Hauptbahnhof was uitgestorven, tenminste, in mijn dromen. In werkelijkheid was het een drukte van belang. Alle bankjes op perron 4 waren bezet, groepjes mensen zaten op de grond en ik zag mijn wens van een treinreis in een lege treincoupé compleet in duigen vallen.
Op de display boven de stoelen las ik dat de plek naast mij ook was gereserveerd en wel door iemand die net als ik naar Hannover wilde. Alle plaatsen in de treincoupé bleken gereserveerd te zijn. In het gangpad was het een gedrang van jewelste. De passagier naast me, een jongeman met half lang haar en een dikke zwarte bril, leek de reis voor een picknick te gebruiken. Een bakje met olijven hier, een bekertje met druiven daar, een glaasje sap, nog een glaasje met iets onduidelijks erin, een mini-mandje met wat stukjes stokbrood en twee sandwiches op een wit katoenen servet. Zijn mondkapje deed hij af en legde het keurig op het volle plateau voor hem. Vanuit mijn ooghoeken zag ik hoe hij met een tandenstoker langzaam in een olijf prikte en de vrucht voorzichtig naar zijn mond bewoog.
Pssst. Wat was dat? Voor mij opende een jonge vrouw een flesjes water. Klok, klok, klok, de chique geklede dame had een waterglas bij de hand. Schuin tegenover me hoorde ik het geluid van iemand die zijn tanden in een vers broodje zette. Waarschijnlijk lag zijn schoot nu bezaaid met kruimels. Grrrrap! Wat was wat? Weer een nieuw geluid, maar zeer herkenbaar. Het was een flinke hap in een harde appel. Ondertussen reed de trein station Spandau binnen.
Ik keek naar buiten en realiseerde me dat ik getuige was van een kakofonie van eet- en drinkgeluiden, in het leven geroepen als alibi om geen mondkapje te dragen. Ik was de enige die een deel van zijn gezicht met een blauwe lap stof bedekt hield. Ondertussen hoorde ik hoe iemand een blikje met pinda’s schudde. Twee stoelen verderop opende een dikke dame een koelbox en trakteerde haar vriendinnen op ijs. Wat een feest!
Ik stond even op om een briefje uit mijn broekzak te halen. Dat deed ik alleen om me een een overzicht te verschaffen van de etende en drinkende passagiers in deze treincoupé, want ik had geen briefje in mijn broekzak. De mondkapjes lagen overal verspreid tussen servetten, lege en halfvolle blikjes, papieren broodzakjes en lege en halfvolle snoepverpakkingen. Ik liet me weer op mijn stoel zakken en zag dat we inmiddels Wolfsburg hadden bereikt.
Ik hield mijn mondkapje om, maar voelde me hiermee totaal belachelijk in deze treincoupé vol ontspannen etende en drinkende mensen. Ze aten extreem langzaam, alsof ze van iedere pinda en iedere hap brood intens genoten. Hannover was nu niet meer ver weg. In mijn buik borrelde het. Te weinig gegeten. Ik haalde diep adem, probeerde mijn lichaam te controleren, maar het leed was al geschied.
Onder me voelde ik de warme lucht opstijgen en zich als een wolk over de treincoupé verdelen. Het werd stil. Monden werden snel afgeveegd, flesjes dichtgedraaid en hals over kop bond iedereen een beschermend mond- en vooral neuskapje om. De geur in de treincoupé was dan ook niet mis.
Hannover. Ik stond op en zag dat iedereen in de treincoupé nu keurig een mondkapje droeg, ook al keken de meeste mensen alsof ze zojuist iets afschuwelijks hadden gegeten. Tevreden stapte ik uit en vervolgde mijn reis naar Emden.