De ontmoeting
Tijdens het opruimen vond ik dit verhaaltje, ooit geschreven als studieopdracht.
Zes minuten voor zes. Zo laat was het volgens de klok voor het New Yorkse postkantoor. Ze liep met opgeheven hoofd richting Grand Central Station. De zon scheen op haar blonde krullen en gaf een licht rode gloed aan dunne, fragiele oren. De hoog aan de hemel staande zon lachte haar toe en Hollis lachte terug. Haar parelwitte tanden glinsterden in het zonlicht. Vandaag zou ze de man ontmoeten, met wie ze de laatste 13 maanden een bijzondere relatie had opgebouwd. De andere meisjes in het internaat wisten niets van haar brievenwisseling met de heldhaftige soldaat, die haar de afgelopen dertien maanden zo tot steun was geweest. Als ze zijn brieven las, dan rook ze de frontlinie. In gedachten leefde ze mee met het gevaar dat haar luitenant Blandford iedere dag moest trotseren.
Hollis herinnerde zich nog het moment dat ze vanwege een hoog opgelopen ruzie voorgoed het internaat wilde verlaten. Maar waarheen? Ze was van pleeggezin naar pleeggezin verhuisd en uiteindelijk in het meisjesinternaat terechtgekomen. Ze zag er altijd beeldschoon uit. Veel jongemannen droomden van zo’n meisje, maar Hollis was de ware nog niet tegen gekomen. Haar wanhoop in het internaat was groot, maar de woorden van luitenant Blandford wisten haar altijd weer tot rust te brengen. “Ook ik wil hier wel weglopen, maar ik moet nog even wachten. Laat je niet leiden door te veel emoties. Als jij blijft waar je bent, dan komt vanzelf de dag dat we beiden weg kunnen. De dag dat we allebei verlost zijn van onze omgeving en kunnen genieten van al het mooie dat het leven zo de moeite waard maakt.”
En nu zou ze hem ontmoeten. Zijn stem horen. Vier minuten voor zes. Aan de overkant liep een jonge soldaat in de richting van het station. Haar luitenant zou een witte anjer in zijn uniform dragen. Dat hadden ze zo afgesproken. Overigens was de jongen die ze zag lopen een jaar of achttien, terwijl luitenant Blandford haar had geschreven dat hij 29 was. “Ik word dit jaar 27”, had zij geantwoord. Ze was 24. Haar gedachten dwaalden af naar het moment waarop ze de eerste brief van luitenant Blandford ontving. Hij had haar naam in het boek Of Human Bondage gevonden. Getroffen door de aantekeningen die ze in het boek had gemaakt, had hij haar naam opgezocht in het telefoonboek. Hollis was verrast toen ze zijn brief ontving. Hij had hem naar haar ongelukkige moeder gestuurd. Haar moeder, die niet meer in staat was met andere mensen om te gaan, had de enveloppe ongeopend doorgestuurd naar het internaat.
Ze had het boek vaak gelezen en er veel aantekeningen in gemaakt. Zuster Sarah kwam op een dag langs om boeken op te halen voor soldaten die naar Europa vertrokken. Met liefde stond ze het boek af waaraan ze zo verknocht was. Het was wellicht een steun voor soldaten die het op zouden nemen tegen een verschrikkelijke Duitse massamoordenaar. Het boek leek in goede handen gevallen te zijn. Ze had zijn brief meteen beantwoord en geschreven dat het haar lievelingsboek was. De volgende brief van hem ontving ze uit Arnhem, een stad in Europa waar hij voor de vrede vocht. Dertien maanden lang had ze hem geschreven. Soms kreeg ze geen antwoord en stuurde ze een nieuwe brief. Ze groeiden meer en meer naar elkaar toe.
Op een dag ontving ze een brief waarin hij naar een portret van haar vroeg. Ze wist niet wat ze moest doen en raadpleegde zuster Sarah, een oudere vrouw die al jaren in het internaat werkte en met wie ze over allerlei persoonlijke zaken kon spreken. Zij was de enige vrouw die op de hoogte was van de brievenwisseling met de luitenant. Zuster Sarah gaf het advies geen portret te sturen. Uiteindelijk besloot ze hem het volgende te schrijven: “Als je gevoelens voor mij echt zijn, dan doet het er niet toe hoe ik eruit zie. Veronderstel eens dat ik mooi ben. Dan zou mij altijd de gedachte in de weg staan dat je alleen daar op af bent gegaan. Of neem eens aan dat ik lelijk ben (en je zult moeten toegeven, dat de kans hierop het grootst is), dan zou ik altijd bang zijn dat je mij alleen maar bleef schrijven, omdat je eenzaam was en niemand anders had. Nee, vraag niet om mijn portret. Als je in New York bent, dan zul je mij zien en kun je beslissen.”
Een minuut voor zes. Ze stond nu in de buurt van de grote hal, vlakbij de plek waar ze hadden afgesproken. Haar hart bonsde. Ze frummelde wat aan de roos, die ze als herkenningsteken had opgespeld. Zonder na te denken haalde ze de roos van haar mantelpakje en hield ‘m in haar hand. Ze zag in de verte een man in uniform met een witte anjer. Dat moest luitenant Blandford zijn. Ze voelde iets wat ze nog nooit eerder had gevoeld. Dit was het moment waarop ze zo lang op gewacht. “Nog even, nog even uitstellen”, dacht ze. Het werd haar gewoon te veel.
“Mevrouw, zou u zo vriendelijk willen zijn deze roos op te spelden? Als iemand u vraagt om uit te gaan, moet u zeggen dat ik in een restaurant aan de overkant op hem wacht.” De vrouw aan wie ze de roos gaf was een behoorlijk corpulente persoon, de veertig ruim gepasseerd. Ze droeg grijs, vettig haar en haar voeten staken in grove schoenen met platte hakken. “Oké”, zei ze vriendelijk. Hollis genoot intens van dit moment. Ze stond nu tegenover haar luitenant. Hij keek haar aan en ze zag hoe zijn ogen glinsterden. Ze was dan ook een dame die zich niet voor haar uiterlijk hoefde te schamen.
Vlug liep ze verder, zodat de luitenant oog in oog kwam te staan met de vrouw die een roos had opgespeld. Ze wandelde naar de overkant van de straat. Toen ze op de stoep stond, draaide ze zich om. Ze zag hoe haar luitenant salueerde voor de oudere vrouw. Oh, wat een galante man! Ontroerd was ze getuige van het moment waarop luitenant Blandford het boek Of Human Bondage tevoorschijn haalde.
Hilles liep een restaurant in en voelde dat ze haar tranen van geluk niet meer kon onderdrukken. Met vochtige ogen keek ze door het raam naar de oudere vrouw, die nu iets tegen hem zei. De luitenant luisterde en keek verbaasd naar de vrouw voor zich. En toen gebeurde het. Hij keek op en zijn blik richtte zich als een bliksemstraal op haar betraande blauwe ogen. Ze kon zich niet meer verbergen. De tijd leek even stil te staan.