Met één pennenstreek

Ik reed in een sportwagen over het heuvelige eiland. Zo dicht bij de grond had ik niet eerder in een auto gezeten. Echt genieten kon ik nog niet, want ik zag bijna niets door het raam dat de vorm had van een stuur uit een racewagen. Ik bewoog mijn hoofd naar beneden, omhoog, maar het bleef lastig om te zien wat er voor mij op de weg gebeurde. Mijn vriendin was er al. Ik reed langzaam de parkeerplaats op en toeterde. Ze keek op. Haar lange regenmantel had ik niet eerder gezien. Tanken, riep ze en wees naar een grote hal. Ja, knikte ik en reed achteruit de grote hal in. In het midden stond een tankzuil zonder slang en een Japanse dame. Ze lachte vriendelijk. Ze had zojuist getankt. De enorm lange slang kwam uit de muur. Ze liep met het vulpistool in de hand naar slanguitgang nummer zes, de plek waar de slang zich naar binnen rolde en daardoor steeds korte leek te worden. Het vulpistool hing ze aan de daarvoor bestemde haak.
Is dat super, vroeg ik.
Nee, nummer vier is super.
Ik stak mijn duim omhoog om haar te bedanken, stapte naar slang nummer vier en nam het vulpistool in de hand. Ik trok de slang uit de muur, zette vervolgens het vulpistool op de tank en kneep. Na twee seconden was hij al vol en spoot de benzine eruit. Shit, riep ik. Het vulpistool stak in een rond gat in de grond. Corona, schreeuwde ik erachteraan, een kreet die herinnerde aan een lang vervlogen pandemie waarbij de slachtoffers later verschijnselen van dementie bleken te hebben. Het vulpistool drukte nu op een veel te klein ventiel. Mijn sportwagen was een sportfiets. Zonder tank. Corona! Ik schreeuwde in de richting van mijn vriendin die op haar gemak aan een motorfiets sleutelde. Een zijspan. Ik hou van het sleutelen aan motorfietsen, zei ze. Haar motorfiets had een tank waar je benzine in kon laten lopen, mijn fiets niet. Ik kan de tank niet vinden, riep ik vertwijfeld. Nu pas keek ze op uit haar instructieboekje. Ik kan niet tanken, schreeuwde ik. Mijn vriendin bleef rustig, heel erg rustig. Dat geeft toch niet, zei ze bedaard. Dan tank je toch een andere keer. Ik liep met het vulpistool terug naar het gat in de muur en de lange slang rolde naar binnen, net als eerder bij slang nummer zes. Hoe is het mogelijk, zei ik tegen mezelf.
Doei! Dat was de Japanse dame. Ze zwaaide en reed weg uit de grote garage. Opeens was het doodstil. Mijn vriendin was nergens meer te bekennen. Op de plek waar eerst mijn sportwagen en later mijn sportfiets stond, lag enkel een dor blaadje dat de wind door de hoge schuifdeuren naar binnen had gewaaid.
Dit kan niet waar zijn, riep ik nu heel hard. Haal me hier uit! Ik sloeg hard met mijn hand op het nachtkastje en wist dat mijn leesbril kapot was. En toch schreef ik mijn zojuist beleefde gebeurtenis meteen op papier, zonder een letter te herkennen. Met één pennenstreek stond het er.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.