Naar Buiten Jongmensch
Naar Buiten Jongmensch! Het zijn de woorden van de legendarische dichter en schrijver Johnny van Doorn die mij deze zaterdagochtend dwingen mijn woning te verlaten. Eindelijk schijnt de zon weer eens volop en ligt Berlijn onder een strak blauwe hemel. Vervolgens hoor ik Johnny van Doorn roepen „De geest moet waaien!“ Naar buiten, de geest moet waaien. Goed idee, maar waarheen? De stad in of de stad uit? Ik wil de stad uit, de natuur in, lopen en dus bekijk ik op Google maps de omgeving van Berlijn. Ik waag een gokje en noteer „Groß Schönebeck“ in mijn navigatie-apparaat, spring in de auto en verlaat via Alexanderplatz en Prenzlauer Berg de stad, op weg naar het groene leven.
Onderweg rij ik over de kasseien van een heerlijk gehucht met een paar scheve huizen, een mestkar en een oude brievenbus. Ik hou van dit soort surrealistische plekken. Al hobbelend geniet ik van de verlaten hoofdstraat en de twee oudere heren die mij beleefd groeten. Ik probeer de naam van dit plaatsje te onthouden en dat lukt. Ik rij door “Hammer”, dat bij nader inzien tot de stad Liebenwalde blijkt te horen. Op weg naar Groß Schönebeck maak ik een vaag plan. Station bekijken, iets eten en wandelen in wildpark Schorfheide. Een dagje uit ter voorbereiding op een eventuele reportage over de prachtige omgeving van Berlijn. Een omgeving die net zo verrassend en fraai is als de stad zelf. Bij deze al meteen een tip: vanuit de stad Berlijn kun je met de S-Bahn nummer S1 naar station Bahnhof Berlin-Wilhelmsruh. Hier stap je over op de zogenaamde Heidekrautbahn naar eindpunt Groß Schönebeck. Deze trein rijdt door een prachtige omgeving. Je kunt bij ieder station uitstappen om van de fraaie natuur te genieten. De S-Bahn S2 (deze rijdt via Gesundbrunnen en Friedrichstraße naar Blankenfelde) sluit ook aan op de Heidekrautbahn. Het station om over te stappen heet Berlin-Karow.
Als ik tegen 12:00 uur mijn auto in het kleine centrum parkeer, loop ik naar het station van dit voormalige DDR-dorp. De stilte wordt soms doorbroken door iemand die ergens ver weg met een kettingzaag hout in stukken zaagt. Als ik het station en ook het moderne treintje op beeld heb vastgelegd, besluit ik iets te eten in “Gasthaus Zum weißem Hirsch”, op circa 500 meter afstand van het station. Dit restaurant langs de hoofdweg van het dorp is wit van buiten en donker van binnen. Daarom loop ik zonder aarzelen direct naar een tafeltje bij het raam. Het etablissement blijkt een plek waar vooral mensen uit het dorp of uit de omgeving een hapje eten en waar ook feesten en bruiloften worden gevierd. Een elftalfoto van de mannen van de lokale voetbalclub en foto’s van bruiloften die hier werden gevierd scheppen de atmosfeer van een typisch “Gasthaus” op het Brandenburgse land. Aan de tafel naast mij zit een oma van 84. Dat weet ik, omdat de serveerster meermaals moet aanhoren hoe oud ze is, namelijk net zo oud als Frau Müller, die schuin tegenover het restaraunt blijkt te wonen. Of Frau Müller al dood is, vraagt oma aan de serveerster. De serveerster denkt kort na. Ze ziet Frau Müller voor zich en zegt “nee, Frau Müller leeft nog”.
“Frau Müller is zo oud als ik, ook 84”, vertelt oma. De serveerster is duidelijk met haar gedachten ergens anders. Wat interesseert haar dat nou of Frau Müller dood is of niet. Haar vriend haalt haar straks op en dan gaat ze heel wat anders doen dan aan Frau Müller denken.
“Dan kun je vaak niets meer, als je zo oud bent,” zegt de serveerster nu, zonder zich te beseffen wat ze eigenlijk zegt.
“Ik ben ook 84 en het gaat prima,” zegt oma trots. De serveerster knikt en snelt naar de keuken, op de vlucht voor een oma die graag vertelt dat ze 84 is en dat het goed met haar gaat.
De andere dame aan tafel is duidelijk jonger en moet haar kleindochter zijn, want anders spreek je een 84-jarige vrouw niet met oma aan. Oma komt uit dit dorp. Ze vertelt haar kleindochter over de melkfabriek, die ooit de melk produceerde voor de inwoners van Berlijn. Oma praat net als alle andere mensen in het restaurant “Berlinerisch”, want de schildpad in het aquarium is niet “klein” maar “kleen”. Ik kom ongevraagd te weten dat oma een woning verhuurt, maar liever niet aan mensen met een uitkering. “Daardoor zijn het geen tweederangs mensen, maar ik wil dat gewoon niet”, legt ze haar kleindochter uit. Dan komen opa en ik vermoed de zoon van opa het restaurant binnen. Opa begroet mij alsof ik hem al jaren ken. Ik groet terug. Dan bestelt opa’s zoon een appelsap en opa zelf een bier.
“Moet je nou echt een bier drinken”, mekkert zijn vrouw. Opa laat zijn goede humeur niet bederven. Hij heeft zin in een bier, basta. Als opa even later een Schweinebraten bestelt, is het alweer oma die mekkert.
“ Dat kun je ook thuis krijgen”, zegt ze.
“Nu moet je even je mond houden, want anders..”, hoor ik opa denken. Maar opa zegt niets. Hij is het volgens mij gewend om alles wat oma zegt op de koop toe te nemen. Deze opa doet me denken aan mijn opa, die ook al het gemekker van oma moest aanhoren. Waarom zoeken opa’s altijd mekkerende oma’s uit, vraag ik me af en bestel een schnitzel. Zou Jung toch gelijk hebben met zijn Animus und Anima en lopen veel mannen blind in de armen van hun moeder, verkleed als geliefde? Opa blijkt een kampioen in het vertellen van flauwe moppen. Hij heeft het over een wagen die telkens door de politie naar de kant wordt gehaald, omdat hij iets verliest. Het blijkt een strooiauto die zout verliest. Alleen opa lacht.
Het wildpark ligt twee kilometer vanaf het restaurant. Ik kan te voet over een wandelpad vanaf het station of met de auto over de Dorpsstraat. Ik neem de auto, omdat ik na de wandeling niet terug wil lopen. De enorme parkeerplaats van het wildpark bestaat uit niets meer dan een grote lap zandachtige grond, waar je gratis je auto kunt parkeren. Ik koop voor vijf euro een toegangskaart en betreed het schitterende natuurgebied. De zon schijnt nog steeds volop. In de folder lees ik dat in het park diverse wilde dieren wonen. Ik ben wel nieuwsgierig naar de wolf, maar de wolf is duidelijk niet nieuwsgierig naar mij. Hij ligt gewoon te pitten, in elkaar gedoken onder een boom in zijn omheinde wereld, die echter wel stukken groter is dan in de gemiddelde dierentuin. Ik zie alleen een hoopje vacht en besluit om nog wat andere dieren te ontdekken.
Net als de meeste andere bezoekers loop ik met een fotocamera rond en fotografeer alles wat los en vast zit. Het valt me op dat de bezoekers vooral uit Polen en Duitsers bestaan. Dat is natuurlijk niet vreemd, want Polen ligt om de hoek. Daarnaast valt het me op dat Duitsers gek zijn op getallen.Dat is volgens mij typisch Duits, maar ik weet het niet 100% zeker. Ik bekijk een soort buffel en de Duitse dame naast me spreekt haar bewondering uit door haar man te vertellen dat het dier 2 meter 10 hoog is. Hij denkt eerder aan 1 meter 95. Dit fenomeen heb ik ook een keer op een foto-avond van Duitse vrienden meegemaakt. De gastvrouw toonde foto’s van de vakantie en tussendoor werd er gediscussieerd over hoogtes van bergen, klimatologische omstandigheden, het soort materiaal van huizen en kerken, bouwstijlen en jaartallen. Soms best wel vermoeiend, omdat het er dan behoorlijk serieus aan toe gaat op een avond die ik iets feestelijker had voorgesteld. Terug naar de foto’s. Ik heb een selectie gemaakt voor dit blog, om mijn verhaal te illustreren en om te laten zien, wat de omgeving van Berlijn zoal te bieden heeft. Het zijn enkel en alleen foto’s, dus zonder jaartallen, afmetingen of andere informatie. Gewoon foto’s, impressies, meer niet.
Links: Heidekrautbahn – gehucht “Hammer” – Wildpark Schorfheide – Johnny van Doorn
Pingback: De Japanse tuin | Allard van Gent
Dit is op Blog Allard van Gent herblogden reageerde:
Nog een herblog, nu over een ander tochtje door de omgeving
Pingback: Marlene Dietrich in Schöneberg – Blog Allard van Gent