Wanneer is een gedicht af?
Lutz Seiler, winnaar van de Georg-Büchnerprijs en een van de belangrijkste Duitse dichters van nu, legt in een gesprek uit waarom hij altijd met de hand begint en waarom taal voor hem vooral muziek is.
De juli 2025 uitgave van het Duitse literatuurtijdschrift TEXT+KRITIK is geheel gewijd aan de Duitse schrijver en dichter Lutz Seiler. Op pagina 10 staat een interessant interview met hem, gevoerd door Bernard Banoun, hoogleraar Duitstalige literatuur van de 20e en 21e eeuw aan de Sorbonne in Parijs en ook actief als literatuurvertaler. Banoun vraagt naar het ontstaan van de gedichten en wil weten of Seiler zijn teksten met de hand schrijft. Ook vraagt hij of de gedichten al meteen ‘af’ zijn of dat ze nog flink onder handen genomen worden.
Seiler antwoordt dat hij alles eerst met de hand schrijft. Dat geldt zowel voor gedichten als voor proza. Hij doet dit met potlood, in een notitieboek of in gelinieerde ringblokken zonder kantlijnen. Tijdens het schrijven probeert hij zo lang mogelijk in het handschrift van die eerste potloodversie te blijven en daar al de eerste verbeteringen en aanvullingen te noteren. Seiler: ‘Op een gegeven moment wordt het zo chaotisch en onoverzichtelijk dat ik het wel moet overzetten naar een eerste machineversie, dus naar de computer. Dan gebeurt er iets merkwaardigs: het digitale schriftbeeld ontwikkelt een vreemde autoriteit. De tekst krijgt iets eigenzinnigs, alsof hij al voltooid is – misschien omdat hij eruitziet alsof hij gedrukt is. Daardoor wordt het lastiger om nog veranderingen aan te brengen, al gebeurt dat natuurlijk toch.’
Hij vertelt verder dat het met de hand schrijven hem een toegang biedt die hij met de eerste computerversies verliest. ‘Het herschrijven houdt nooit op; twintig versies zijn geen uitzondering – een voortdurende twijfel en eindeloze zelfgesprekken. Elke versie wordt uitgeprint: ik moet alles voor me zien en op elk moment kunnen terugbladeren om te volgen hoe de tekst zich heeft ontwikkeld’, aldus Seiler. Hij legt uit dat een eerdere versie de betere kan zijn of dat een tekst zich door alle herzieningen zo ver van zijn eerste impuls heeft verwijderd dat ‘hij me op een gegeven moment alleen nog maar leeg en nietszeggend voorkomt – dan moet ik eenvoudig kunnen terugbladeren naar de eerste versie.’
Seiler zegt dat de allerprilste vorm van de tekst, zijn eerste gedaante, tijdens de herzieningen bewaard moet blijven, vooral de ‘naïeve’ energie, de impuls die tot het opschrijven heeft geleid. Dat geldt in het bijzonder voor de gedichten, die vaak beginnen met niet meer dan een kleine muzikale passage: een paar woorden en hun klankvolgorde, die aanvankelijk belangrijker is dan de betekenis zelf. Lutz Seiler: ‘Het komt zelden voor dat de allereerste versie ongewijzigd blijft staan – in gedichten gebeurt dat soms in afzonderlijke passages, heel zelden in hele teksten. Ik geloof dat de vorm van het gedicht, vergeleken met proza, dichter bij de andere kunsten ligt: het muzikale is beslissend, ook het beeldende, maar bovenal de taal als muziek. In wezen zijn het composities. Ze maken het mogelijk een uitdrukking te vinden voor datgene wat zich niet laat parafraseren. Merkwaardigerwijs zijn ze toch gemakkelijker te voltooien.
Het behoort tot de raadsels van het schrijven zelf om, bij alle twijfels en ontevredenheid, te weten wanneer het gedicht ‘af’ is. Het is als het werken aan een akoestische sculptuur – ik kan het horen.’
Over Lutz Seiler
Lutz Seiler (1963, Gera/Thüringen) woont en werkt afwisselend in Wilhelmshorst en Stockholm. Hij begon zijn loopbaan als timmerman en metselaar, studeerde germanistiek en groeide uit tot een van de belangrijkste hedendaagse Duitse dichters en romanciers. Zijn romans Kruso en Stern 111 verschenen in Nederlandse vertaling, door Herman Vinckers. Voor zijn werk ontving Seiler onder meer de Ingeborg-Bachmann-Preis, de Deutscher Buchpreis (Kruso, 2014) en de Georg-Büchner-Preis (2023).

